Diferencia entre revisiones de «EE»

 
(No se muestran 92 ediciones intermedias de 2 usuarios)
Línea 1: Línea 1:
__NOTOC__
+
{{Bepaalgebruiker}}{{Kopweg}}
{{kopweg}}
+
{{#ifingroup:Demo|{{Demo Zelf lessen maken}}|{{Zelf lessen maken plaat}}}}
<h4>De praktijk van het vertellen van een Eigen Ervaring (Duur ±10 minuten)</h4>
+
 
De docent opent de kring met een [[Vertellen, de docent begint|voorbereide]] eigen ervaring. Van nature heeft de docent een voorbeeldfunctie in een klas waardoor de manier waarop de docent zijn/haar verhaal vertelt model staat voor de leerlingen.<br>
+
<div class="row">
<br>
+
<div class="small-6 large-offset-2 columns">
De eigen ervaring is een gebeurtenis die je hebt meegemaakt. Het is belangrijk direct te beginnen met vertellen zonder teveel inleiding. De docent maakt een bewuste keuze uit de verschillende details en zintuiglijke waarnemingen die zij/hij in haar/zijn vertelling opneemt, waardoor haar/zijn ervaring meer tot de verbeelding spreekt. De eigen ervaring wordt zo helder mogelijk verteld. Hierbij moet rekening gehouden worden met: opbouw, zinslengte, woordgebruik (-variatie) en ritme.<br>
+
 
<br>
+
<h3>'''Tríptico: ''Ser'' - Propia experiencia;'''<br>'''''Saber'' - Conocimiento y ''Hacer'' - Acción'''</h3>
Voorbeeld: vertellen over een keer dat je te laat was of dat iemand anders te laat was.<br>
 
<br>
 
''Ik zit aan de telefoon. Daniël staat onder de douche. Ik hoor hem zingen en praten. Hij speelt met zijn gogo’s en laat het water over zich heen spoelen. Na een tijdje zeg ik: ‘Ik hoor niets meer.’ Ik hang op en ga kijken. Daar zie ik hem zitten. Het water stroomt en hij slaapt. Ik doe de douche uit en pak een handdoek. Daniël wordt wakker als ik hem oppak. Hij laat zich wentelen in de warme handdoek en ik neem hem op schoot. ‘Ik was in slaap gevallen? Toch?''<br>
 
<br>
 
Daarna vraagt de docent of de deelnemers nog vragen hebben over iets waar ze meer van willen weten of over iets wat ze nog niet zo goed begrijpen. Hierbij is het van belang dat deelnemers geen kennisvragen stellen maar [[Laat Je Zien: Zes Typen Vragen|verduidelijkingsvragen]]. De verteller is degene die weet wat hij of zij heeft meegemaakt. Het verhaal over die ervaring is hier belangrijk.<br>
 
<br>
 
Aan de ene kant is het stellen van vragen relevant, omdat het de kring losser maakt en er vertrouwen wordt opgebouwd. Aan de andere kant is het een eerste stap naar het concreter, helderder en preciezer krijgen van een verhaal. De verteller krijgt de kans toe te lichten en uit te breiden en kan die toegevoegde details meenemen naar zijn eigen geschreven versie van het verhaal.<br>
 
<br>
 
Soms is het nodig de deelnemers bewust te maken van het type vragen dat bij voorkeur gesteld kan worden om de verteller te versterken en om meer te weten te komen over de belevenis. Bijvoorbeeld: ‘Wie was er bij je?’, ‘Wat zag je?’, ‘Wat rook je?’, ‘Hoe zag het eruit?’, ‘Welk moment van de dag was het?’, ‘Wat voor een geluiden waren er?’<br>
 
<br>
 
Nadat de docent zijn eigen ervaring heeft verteld, nodigt deze de andere deelnemers uit ook te vertellen. De vraag waarmee de docent anderen uitnodigt, is helder, open en op zoek naar ervaringen die in hetzelfde gebied zitten maar niet hetzelfde zijn. Deze vraag heet in de methodologie Laat Je Zien de [[Laat Je Zien: Zes Typen Vragen|verbindingsvraag]].<br>
 
<br>
 
Een verbindingsvraag bij het vertellen over een keer dat je te laat was of dat iemand anders te laat was.<br>
 
Wie van jullie wil vertellen over een keer dat je ergens laat mee was? Als er een deelnemer vertelt is dat fijn. Soms kunnen de deelnemers nog niet vertellen. De docent kan dan de vraag uitbreiden met de vraag: Kan iemand vertellen een keer dat je ergens te laat kwam? Of met de vraag: Kan iemand vertellen over een keer dat je op iemand moest wachten?
 
De docent geeft ook aan dat de ervaring idealiter niet te lang geleden heeft plaats gevonden. Denk aan de afgelopen week of maand? Misschien is het langer geleden, dat kan ook, maar bij voorkeur niet te lang geleden. Het is in ieder geval belangrijk dat je je het meegemaakte nog goed herinnert.<br>
 
<br>
 
Alle deelnemers in de kring zullen gaan nadenken en gestimuleerd worden zich gebeurtenissen uit het eigen leven te herinneren die iets met deze vraag te maken hebben. Daarna kan iemand vertellen. De andere groepsleden luisteren en kunnen aan het einde van het verhaal vragen stellen. Er zijn veel verschillende soorten vragen, behulpzame vragen zijn bijvoorbeeld: ‘Wat deed je?’, ‘Wat deden de anderen?’, ‘Wat gebeurde er?’, ‘Wat zei jij?’, ‘Wat zeiden de anderen?’. Commentaar is onder geen enkele voorwaarde toegestaan. Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Na één of twee verhalen in de kring ga je naar de volgende activiteit, lijstje maken en kiezen.<br>
 
<br>
 
Het vertellen over belevenissen in de kring brengt bij alle deelnemers de gedachtestroom op gang (associëren). Iedereen herinnert zich verschillende ervaringen uit zijn eigen leven door de belevenissen die anderen vertellen.
 
Door een belevenis te vertellen in de kring leer je elkaar beter kennen, dit is goed voor de sociale cohesie. Vanuit het begrip voor elkaar in een veilige omgeving ontstaat er openheid zodat deelnemers van elkaar kunnen leren. Naast het vertellen leren deelnemers luisteren en constructief te reageren op elkaar. De vertelkring is een duidelijke groepssetting en leert de deelnemers verantwoordelijkheid te nemen voor alle aspecten met betrekking tot het functioneren van de groep.
 
<br>
 
<br>
 
<h4>Waarom de eigen ervaring delen zinvol is</h4>
 
In Stap 1 van de drieluik werkstructuur zitten leerlingen in een kring en delen hun ervaring in de kring. De eigen ervaring is de basis. Het vertellen van een verhaal is belangrijk voor reflectie en leren. Het dient om een nieuw inzicht te krijgen of te begrijpen wat er is gebeurd.<br>
 
<br>
 
Het vertellen over belevenissen in de kring brengt bij alle deelnemers de gedachtestroom op gang (associëren). Iedereen herinnert zich verschillende ervaringen uit zijn eigen leven door de belevenissen die anderen vertellen.
 
Door een belevenis te vertellen in de kring leer je elkaar beter kennen, dit is goed voor de sociale cohesie. Vanuit het begrip voor elkaar in een veilige omgeving ontstaat er openheid zodat deelnemers van elkaar kunnen leren. Naast het vertellen leren deelnemers luisteren en constructief te reageren op elkaar. De vertelkring is een duidelijke groepssetting en leert de deelnemers verantwoordelijkheid te nemen voor alle aspecten met betrekking tot het functioneren van de groep.<br>
 
<br>
 
De luisteraars geven aandacht en feedback zonder te oordelen, maar pas nadat de verteller is uitgesproken. Zij stellen verdiepende vragen die gericht zijn op details en nieuwe informatie. Het gaat er niet om de verteller te beoordelen. Datgene wat verteld wordt, is altijd waar. Door de reacties en vragen van de luisteraar zal de verteller een volgende keer zijn verhaal net wat anders vertellen. Hij heeft iets geleerd! Zo kan een verhaal veranderen naar de gewenste vorm. Details worden toegevoegd of weggelaten. Andere woorden worden gekozen. Dit geeft de verteller controle over de situatie. Dankzij dit gevoel van macht over het vertelde, kan de verteller tijdens het delen van zijn verhaal met anderen zijn eigen ervaring op een nieuwe manier beleven. Nu kan de persoon zijn verhaal opschrijven. Hoe meer details, hoe levendiger het verhaal.
 
<br>
 
<br>
 
<h4>Welke rol spelen vragen in Laat Je Zien?</h4>
 
In het proces van de methodologie Laat Je Zien is er veel ruimte en aandacht voor vragen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende typen vragen zoals: activeringsvragen, verduidelijkingsvragen, verbindingsvragen, open vragen, hulpvragen en kennis vragen. Ieder type vraag vervult een andere rol in Laat Je Zien.
 
<br>
 
<br>
 
<h3>Typen vragen</h3>
 
<section begin=instructies/>
 
Het stellen van vragen is relevant, onder andere omdat het de kring losser maakt en vertrouwen opbouwt. Daarnaast is het voor de verteller de eerste stap naar concreet, helder en precies krijgen van een verhaal. De verteller krijgt de kans toe te lichten en uit te breiden en kan die details en toevoegingen meenemen naar de geschreven versie. In Laat Je Zien hebben vragen een hoofdrol in het proces van herinneren, ordenen en woorden vinden om helder te vertellen.
 
<br>
 
<br>
 
<h4>Verduidelijkingsvraag</h4>
 
Na het vertellen van een eigen ervaring stellen de luisteraars (kring) of luisteraar (tweetal) vragen om:  
 
* de verteller aan te moedigen extra details te vertellen;
 
* helderheid en ordening te bevorderen bij de verteller.
 
* Verduidelijksvragen zijn vragen over iets waar je meer van wil weten of over iets wat nog niet helemaal duidelijk voor je is als luisteraar.
 
<br>
 
<br>
 
<h4>Verbindingsvraag</h4>
 
Een belangrijke vraag voor het proces van de methodologie Laat Je Zien is de verbindingsvraag. Deze vraag wordt gesteld door de docent die het thema heeft ingezet met het vertellen van een eigen ervaring (Stap 1) om de leerlingen uit te nodigen ook een eigen ervaring te delen. De docent kan door de verbindingsvraag de leerlingen in een bepaalde richting sturen; het onderwerp toespitsen of juist verbreden. Zo is de vraag een instrument om leerlingen te betrekken en te focussen. De docent nodigt de leerlingen uit om te vertellen en naar gelang de reacties kan zij/hij extra focus geven door de vraag toe te spitsen. Ook kan de docent de diepgang en de grootte van de ervaringen die gedeeld gaan worden door de gestelde vraag beïnvloeden.
 
Naar aanleiding van dit voorbeeld kun je verschillende verbindingsvragen formuleren die leiden tot verschillende onderwerpen. Bijvoorbeeld: Kunnen jullie je herinneren dat je een keer mee maakte dat iemand contact maakte en wat deed je? (Onderwerp wordt ‘een keer dat iemand contact maakt met je.) Een andere insteek zou kunnen zijn: Wie van jullie wil vertellen over een keer dat je een oplossing zoekt en beperkte middelen hebt? Of dat jij iemand hebt geholpen? (Onderwerp wordt ‘een keer dat je iemand hebt geholpen of een keer dat iemand jou geholpen heeft’.)
 
<br>
 
<br>
 
Typen '''''verbindingsvragen''''':
 
# Vragen gericht op een situatie. Bijvoorbeeld ´Wie van jullie wil vertellen over een keer dat je een reis hebt gemaakt?´ Dit is een duidelijke vraag naar een ervaring. Als de reacties niet direct opkomen kun je een aantal extra hulpvragen stellen om de herinneringen aan te wakkeren. Bijvoorbeeld: Waar ging je heen en met wie? Hoe verliep de reis? Wat gebeurde er? Wie heb je ontmoet?
 
# Vragen gericht op een relatie. Dit zijn dichotome vragen die gebruikt kunnen worden om beide kanten van de relatie te onderzoeken. Bijvoorbeeld: ´Wie van jullie kan vertellen over een keer dat je heel boos werd, of dat iemand anders heel boos werd op jou?´ Soms zijn er leerlingen die zeggen: 'Ik word nooit boos. Of er is nooit iemand boos op mij.' In zo’n geval kun je de vraag zo formuleren: Heb je weleens meegemaakt dat iemand die je kent heel boos werd? Hoe ging dat? Wat deed je? In dit geval is het thema dus boos worden.<br>
 
Als docent kijk je welke kanten er aan het thema zitten en formuleert dan de verbindingsvraag op zo’n manier dat je meerdere kanten van het thema aanbod laat komen. Bijvoorbeeld: 'Wie van jullie kan vertellen over een keer dat er iets gebeurde en dat je heel boos werd over wat er gebeurde?' of 'dat wat er gebeurde iemand anders die erbij was heel boos maakte?' of 'dat wat er gebeurde Uiteindelijk zullen deze ervaringen/verhalen duidelijke aanknopingspunten bieden voor een gesprek over oplossen van conflicten. Het delen van ervaringen met conflict is dan een goed aanknopingspunt voor een les waarin leerlingen leren over het thema oorlog.
 
<br>
 
 
<br>
 
<br>
Ook kun je als docent de woordenschat van de leerlingen op een natuurlijke manier uitbreiden door aandacht te besteden aan verschillende begrippen die een relatie hebben met het thema. Bijvoorbeeld door met de leerlingen na te gaan welke andere woorden te gebruiken zijn in relatie tot het woord boos: ruzie maken, conflict, oorlog, woede, conflicthantering.
+
En el tríptico se trata ante todo del desarrollo personal de cada participante. Estimulado por el papel central que juega su propia experiencia y tomando como base las propias experiencias, el pasado adquiere protagonismo. De esta manera los participantes comprenden conscientemente cómo se situaron en una situación y después de ganar nuevas experiencias pueden adquirir conciencia del cambio y el crecimiento en sí mismos.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
<h4>Hulpvraag</h4>
+
Debido a que se presta mucha atención al cuestionamiento personal y cuestionamiento a los demás, esta actividad se convierte en una segunda naturaleza. Haciendo preguntas, uno permanece atento, mira a su alrededor y busca respuestas. Las preguntas agudizan de forma natural el comportamiento de los participantes y mantienen despierta su curiosidad. Los participantes investigan lo que encuentran y aprenden a investigar exactamente cómo es.  
Hulpvragen - specifieke vraag of alternatieve vraag - zijn vragen die extra aan de verbindingsvraag worden toegevoegd, met als doel:
 
* de leerlingen een extra spoor binnen het thema aan te bieden om een ervaring te herinneren;
 
* het onderwerp waarbinnen een ervaring wordt gevraagd verbreden of toespitsen;
 
* meer kleuring geven zodat de deelnemers een steuntje krijgen voor het herinneren van gebeurtenissen die ze hebben meegemaakt.
 
 
<br>
 
<br>
Een voorbeeld van een verbindingsvraag met hulpvragen als we over een ervaring met een dier vertellen is: ´Wie van jullie wil vertellen over een keer dat hij of zij iets heeft meegemaakt met een dier? (= de verbindingsvraag) In de afgelopen week of maand? (= de hulpvraag) Misschien is het langer geleden, dat kan ook, maar bij voorkeur niet te lang geleden. Het is in ieder geval belangrijk dat je je het meegemaakte nog goed herinnert. Misschien heb je een huisdier waar je iets mee hebt meegemaakt? (= een hulpvraag). Misschien heb je een dier ontmoet in een park of op straat? (= een hulpvraag)
 
 
<br>
 
<br>
 +
Cada participante tiene la oportunidad de experimentar con la comunicación y experimentar cómo los demás en el grupo reaccionan a esta comunicación. Este intercambio proporciona a cada participante herramientas y habilidades para utilizar en la vida cotidiana. En el proceso, cada participante se desarrolla individualmente, pero también el grupo en su conjunto se desarrolla.
 
<br>
 
<br>
<h4>Open vraag</h4>
 
Vaak is het nodig om leerlingen gaandeweg te trainen in het stellen van open vragen. Open vragen zijn bijvoorbeeld: ‘Wie was er bij je?’, ‘Wat zag je?’, ‘Wat rook je?’, ‘Hoe zag het eruit?’, ‘Welk moment van de dag was het?’, ‘Wat voor geluiden hoorde je?’, ‘Wat gebeurde er?’, ‘Wat deed je?’, ‘Wat deden de anderen?’, ‘Wat zei jij?’, ‘Wat zeiden de anderen?’.
 
 
<br>
 
<br>
 +
La experimentación tiene lugar sin juicio ni evaluaciones; la seguridad y la curiosidad tienen prioridad, lo que asegura un intercambio natural de experiencias, conocimiento e información.
 +
Esto se consigue:
 +
# Otorgando un papel central a la propia experiencia,
 +
# Desarrollando el interrogatorio como una segunda naturaleza,
 +
# Interactuando con el grupo, y
 +
# Aplicando en la práctica y la retroalimentación en el grupo.
 
<br>
 
<br>
Je kunt als docent ook speciaal aandacht geven aan welke typen vragen er bestaan als je merkt dat hier behoefte aan is bij de leerlingen. Degenen die luisteren ontwikkelen de vaardigheden, luisteren en vragen stellen. De vragen ondersteunen de verteller bij het ordenen. Vragen stellen is aan te leren als ‘schakelen in de auto’. Het wordt onbewust automatisch en je blijft het doen ook bij jezelf.
+
Asegúrese de ayudar a sus participantes de manera flexible a medida que adquieran nuevos intereses, conocimientos y habilidades. Usted vigila el límite inferior del desarrollo y se asegura de que todos los participantes alcancen por lo menos un cierto nivel de conocimientos durante las actividades en ''Conocimiento'' y ''Acción''. Esto se puede hacer de muchas maneras. El truco es dar a los talentos presentes la oportunidad de desarrollarse más y así coincidir o sobrepasar el nivel establecido a través del desarrollo de habilidades.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
<h4>Activeringsvraag</h4>
+
<div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed" style="cursor:pointer; color:black" data-expandtext="+" data-collapsetext="-">
In Stap 2 de Kenniskant van het drieluik kan de docent naar aanleiding van de woordspin en zijn/haar eigen keuze van belangrijke aspecten van het thema vragen voorbereiden waarmee de leerlingen aan de slag gaan. Dit soort type vragen zijn erop gericht de leerlingen aan te zetten tot verder onderzoek en het zichzelf en de stof verder te bevragen over een onderwerp. Ook kan de docent de leerlingen betrekken bij het formuleren van onderzoeksvragen: Wat wil je van het onderwerp te weten komen? Welke aspecten zitten er aan het onderwerp? Welke relaties spelen er een rol?
+
<h4>'''Ser - Propia experiencia'''</h4>
 +
<div class="mw-collapsible-content">
 +
El contar la propia experiencia tiene un papel muy importante para el aprendizaje y la reflexión. Uniendo la experiencia propia a las experiencias de otros y al conocimiento del mundo, los participantes pueden estar conscientes de aquello que desempeña un papel y cómo se pueden preparar para sucesos posibles en el futuro. Este es un proceso implícito.  
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
<h4>Kennis vraag</h4>
+
<div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed" style="cursor:pointer; color:black" data-expandtext="+" data-collapsetext="-">
In Stap 1 de Eigen Ervaring delen en opschrijven zijn vragen naar kennis niet behulpzaam en worden dan bij voorkeur niet gesteld. Ze remmen de verteller en kunnen de indruk geven aan de verteller dat hij niet goed genoeg weet hoe of wat hij heeft meegemaakt.<br>
+
<h5>''Un ejemplo de este proceso''</h5>
 +
<div class="mw-collapsible-content">
 +
''Un participante cuenta sobre un viaje en autobús. Durante el viaje un representante de un partido político se sienta a su lado. Se inicia una conversación. El participante se sorprende cuando ve que la otra persona abre la ventana y echa basura fuera. El no había esperado que el representante de un partido político hiciera algo semejante. Este acto está en contra de todo lo que predica el partido. El participante no dijo nada en aquel momento. Por las preguntas que los otros participantes le hacen, se entiende que el participante que contó la anécdota está decepcionado y acepta que él mismo se había cuestionado su propio comportamiento. El participante es muy consciente del medio ambiente y se ve atrapado en la duda de cuál hubiera sido un comportamiento apropiado. Por medio del intercambio de opiniones con los otros participantes, admite el participante que él ama el medio ambiente y que no quiere alterar su comportamiento “verde” . Tal vez voy a decir algo en una próxima oportunidad, dice el participante, al terminar.''
 +
  </div>
 +
</div>
 
<br>
 
<br>
In Stap 2 Kennis spelen kennisvragen wel een rol. Dan worden de leerlingen aangemoedigd om te gaan onderzoeken. Onderzoeken staat en valt met het stellen van vragen. Daar zijn vragen die gericht zijn op het proces van onderzoek naar kennis en feiten onmisbaar. Vanuit de vastgestelde stof (onderwijsmodules) die leerlingen op een bepaald schoolniveau tot zich moeten nemen bestaan concepten en verbanden die allemaal aanbod kunnen komen via het doen van onderzoek aan de hand van vragen.
+
Usted inicia el intercambio con los participantes contando su propia experiencia. Puede aprender a hacerlo leyendo la sección Instrumentos-Contando. Con la experiencia personal el docente puede hacer accesible la conexión con el tema y dar dirección al proceso. Posteriormente usted invita a los participantes a compartir su propia experiencia. Los participantes cuentan sus experiencias, pero no a todo el grupo sino en parejas.
Een korte test om bepaalde kennis over begrippen en processen bij de leerlingen na te gaan kunnen hier worden ingevoegd. De voorkeur gaat echter uit naar het toetsen door middel van presentaties en het toepassen van kennis in Stap 3.
 
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
<h4>Onderzoeksvraag</h4>
+
Además de contar, los participantes aprenden a escucharse y a reaccionar constructivamente entre ellos. Después de que el narrador haya contado su anécdota, los oyentes que han escuchado con atención ofrecen retroalimentación sin juzgar, haciendo preguntas detalladas que se centran en detalles y nueva información. No se trata de juzgar al que expone la anécdota, lo que se dice siempre es verídico, real.  
De leerlingen (individueel of in groepjes) kunnen ook een onderzoeksopdracht uitwerken; naar aanleiding van de kennisvragen een onderzoeksvraag opstellen. De vaardigheden voor het doen van onderzoek worden tegelijkertijd aangeleerd en geoefend. De leerlingen
 
gaan met deze tools aan de slag om nader onderzoek te doen en hun kennis te verdiepen. Hiervan maken ze een verslag (digitaal of in een andere vorm), dit kan worden gedeeld als opmaat voor de volgende stap: de actie.
 
<section end=instructies/>
 
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
<h4>De module Lees - Laat Je Zien</h4>
+
Las reacciones y preguntas de los oyentes le permitirán al narrador poder hacer modificaciones a su historia en el momento de escribirla. ¡Se ha producido un aprendizaje! La historia puede cambiar para ser más satisfactorias para el narrador pues se pueden añadir u omitir detalles y también se pueden elegir otras palabras. Esto le da al narrador control de la situación y gracias a esta sensación de poder sobre la historia, el narrador puede experimentar su propia vivencia de una manera nueva mientras va contando su historia a los otros participantes.
De verbinding met literatuur is een extra versterker van de effecten van het werken met de eigen ervaring. Niet alleen spiegel je je met je omgeving, je treedt een wereld binnen met personages. Deze personages bieden een mogelijkheid om dieper na te denken over de menselijke soort waartoe je behoort en de thema’s waar we allen mee te maken hebben en/of kunnen krijgen. Het lezen van een roman geeft je informatie over hoe een personage denkt, zich uitdrukt en handelt in een specifieke situatie. Dit gebeurt binnen de context van een verhaal dat je meeneemt en het je eigenlijk allemaal niet zo expliciet laat waarnemen. Je ervaart door het verhaal, c.q. de roman.<br>
 
 
<br>
 
<br>
Elke gebeurtenis geeft aanleiding tot meerdere invalshoeken, als docent kies je de focus passend bij het thema dat je later wilt gaan behandelen in de les. Bijvoorbeeld in de module Lees de lessenserie Negen X Grunberg:<br>
 
De kring start bij de serie Negen X Grunberg met het voorlezen van een column uit de bundel ''Thuis Ben Je''. De schrijver geeft zich en laat een wereld van denken en beleven zien. Door het verwoorden van een eigen ervaring in aansluiting op de column wordt de relatie tussen de tekst van de schrijver en de ervaring van de verteller zichtbaar, in voelbaar. Zo kunnen leerlingen een verbinding ervaren met de schrijver en de docent.
 
 
<br>
 
<br>
 +
Escuchar la experiencia de otros genera un flujo de pensamiento asociativo entre los participantes, hace que los recuerdos sean accesibles o los coloca bajo una nueva luz. La claridad y el reconocimiento de la propia historia aumenta y ofrece un punto de partida para un mayor fortalecimiento personal.
 
<br>
 
<br>
Eigen Ervaring de kern van Laat Je Zien</h3>
 
 
<br>
 
<br>
Voor het inzetten van je eigen ervaring zijn een aantal zaken belangrijk:<br>
+
Los participantes experimentan respeto mutuo durante el intercambio de manera natural. Se familiarizan más el uno con el otro y esta atmósfera ayuda a crear una sensación de seguridad y confianza que es bueno para la experiencia de aceptación y cohesión social en el grupo. La apertura que surge contribuye a asegurar que los participantes aprendan unos de otros. Estos ingredientes a su vez contribuyen positivamente al crecimiento personal de cada participante.
* Als docent van een vertelkring ga je eerst op zoek naar gebeurtenissen in je eigen leven waarmee je een onderwerp kunt introduceren bij de deelnemers aan een vertelkring. Maak voor jezelf een lijstje. Bij de keuze uit je herinneringen houd je rekening met je doelgroep en het doel. Bereid je eigen ervaring voor. Oefen met iemand uit je omgeving.
 
* Vertel precies en helder. Als begeleider van de groep kun je met je eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat anderen gaan vertellen en hoe anderen gaan vertellen.<br>
 
 
<br>
 
<br>
<h4>Wat?</h4>
+
  </div>
Met '''''wat''''' wordt bedoeld: de grootte van je onderwerp en de diepgang. Bijvoorbeeld als je bij het thema grenzen gaat vertellen over een keer dat je mishandeld bent, deel je een grote ervaring en daarmee breng je de leerlingen automatisch (is een kenmerk van associëren) op het spoor van een grote ervaring. Ook heeft zo’n keuze invloed op de veiligheid in de groep.<br>
+
</div>
Een bijkomend aspect is dat leerlingen die geen grote ervaring hebben geen aansluiting vinden. Kies daarom uit je lijst met herinneringen een ervaring waarmee je bij de leerlingen de meeste aansluiting op gang kunt brengen. Vaak is dat met een minder beladen ervaring.<br> Bijvoorbeeld als je het over een groot thema als discriminatie wilt hebben kun je het dichterbij brengen door te kiezen voor een ervaring die te maken heeft met buitensluiten. Een keer dat je hebt ervaren dat je werd buitengesloten of dat je doorhad dat je iemand anders buitensloot. In de drieluik kun je dan later doorkoppelen naar discriminatie.<br>
+
<div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed" style="cursor:pointer; color:black" data-expandtext="+" data-collapsetext="-">
 +
<h4>'''Saber - Conocimiento'''</h4>
 +
<div class="mw-collapsible-content">
 +
Después de que todos los participantes hayan compartido y escrito sus propias experiencias, se establece un vínculo con los conocimientos relacionados con el tema a tratar.
 
<br>
 
<br>
<h4>Hoe?</h4>
+
<br>  
Met '''''hoe''''' wordt bedoeld: precies en helder vertellen aan de hand van details. Als er dialogen voorkomen in de ervaring kun je die ook vertellen.
+
El objetivo es trazar un mapa de los conocimientos y hacer que los participantes tomen conciencia de los nuevos conocimientos. El conferenciante, junto con los participantes, hará un inventario de los conocimientos disponibles sobre el tema. Posteriormente se examina qué conocimientos adicionales son requeridos para el nivel y desarrollo de los participantes en aquel momento. El instructor puede integrar tareas de métodos existentes y de esta manera siempre habrá la oportunidad de conectarse a un módulo existente que está siendo utilizado. De no ser así, se puede seleccionar material que facilite el conocimiento a los participantes, pero también se puede asignar tareas de investigación o idear otras actividades para que los participantes puedan investigar y adquieran así el conocimiento que les falta.
* Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden je kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de luisteraars.   
 
* Houd de structuur begin-midden-eind in de gaten.   
 
* Kies in de beschrijving van je ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen.   
 
* Denk aan ordening; met wie was je, wat gebeurde er, waar was je, hoe ging het, wat gebeurde er precies, hoe voelde je je, hoe            reageerden anderen. Hierbij kun je ook denken aan het jezelf bevragen aan de hand van vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?)   
 
* Vermijd samenvatten en het geven van een conclusie.  
 
* Zorg dat je bij het delen van je eigen ervaring je alleen richt op het losmaken van de ervaringen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat je op zo’n moment kennis gaat toelichten, omdat het puur gaat om iets wat je beleefd hebt en dat je dat onbevangen vertelt. Dit is wat je ook van de deelnemers wil. Dat ze onbevangen vertellen zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van kennisniveau. 
 
* Vertel uitsluitend een werkelijk gebeurde ervaring. Formuleer de ervaring zo, als iets wat onlangs, niet langer dan drie maanden tot een jaar geleden is gebeurd. Een uitzondering kun je maken voor een thema als familie waarbij de ervaringen zich duidelijk afspelen in het verleden. Wees je bewust over de tijd waarin je je ervaring vertelt.<br>
 
 
<br>
 
<br>
<h4>Uitgewerkt voorbeeld</h4>
 
Plaats de ervaring vanuit het nu voor jou, bijvoorbeeld:<br>
 
''Op de speelplaats waar ik woonde stond een hoge glijbaan. Ik wilde eraf maar durfde niet. Mijn vriendin ging als eerste naar boven. Ik keek naar haar. Toen ze mij riep ging ik ook. Het ijzer van de trap was koud en ik ging langzaam naar boven. Helemaal bovenaan zat mijn vriendin. Ze wachtte op mij. Toen ik er bijna was gleed ze naar beneden. Zomaar. Ik kon niets meer zeggen. Ik voelde me niet zo lekker helemaal bovenaan. Ik ging zitten op het ijzer van de glijbaan. De wind waaide en beneden stond mijn vriendin te wachten, ze lachte. Ik wist niet hoe ik het moest doen zonder zo bang te zijn. Mijn vriendin merkte het en kwam over de glijbaan naar boven. Ze ging voor me zitten. Ze zei hoe ik achter haar moest aanschuiven en haar vasthouden. Samen gleden we naar beneden en gingen heel hard. Ik vond het leuk. Daarna deden we het iedere middag, als we konden, weer.''<br>
 
 
<br>  
 
<br>  
Naar aanleiding van dit voorbeeld kun je verschillende verbindingsvragen formuleren die leiden tot verschillende onderwerpen. Bijvoorbeeld: Kunnen jullie je herinneren dat je een keer heel bang was en wat er toen gebeurde? (Onderwerp wordt ‘een keer dat je bang was’. Een andere insteek zou kunnen zijn: Wie van jullie wil vertellen over een keer dat iemand jou geholpen heeft? Of dat jij iemand hebt geholpen? (Onderwerp wordt ‘een keer dat je iemand hebt geholpen of een keer dat iemand jou geholpen heeft’.) <br>
+
Durante esta parte del proceso de aprendizaje, se tiene que compartir al máximo la responsabilidad con los participantes. Cada vez que tenga la oportunidad de transferir más responsabilidades a un participantes, hágalo. Paso a paso los participantes se desarrollan más y son capaces de tomar más y más control sobre su propio proceso de aprendizaje.
 
<br>
 
<br>
Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Na één of twee verhalen in de kring ga je naar de volgende stap. Soms, vooral als deze werkvorm nog onbekend is, wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een '''[[Laat Je Zien: Lijstje en Kiezen|lijstje]]'''. Maar het heeft de voorkeur dat de leerlingen zich toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen.
+
  </div>
 +
</div>   
 +
<div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed" style="cursor:pointer; color:black" data-expandtext="+" data-collapsetext="-">
 +
<h4>'''Hacer - Acción'''</h4>
 +
<div class="mw-collapsible-content">
 +
En base a la experiencia propia y los conocimientos adquiridos hasta el momento, se puede hacer que los participantes realicen actividades y tareas que los conecten con la práctica relacionada con el tema que se examina.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
<h3>Instructies lijstje maken en kiezen (Duur ±5 minuten)</h3><br>
+
<div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed" style="cursor:pointer; color:black" data-expandtext="+" data-collapsetext="-">
<section begin=instructies/>
+
<h5>''Ejemplo - escribir poemas''</h5>
De deelnemers maken na de vertelkring associatief een lijstje van drie verschillende eigen ervaringen die ze zich herinneren bij het onderwerp uit de vertelkring. De docent herhaalt de verbindingsvraag om alle leerlingen nog een keer te focussen.<br>
+
<div class="mw-collapsible-content">
Het gaat om drie of twee ervaringen die ze zich helder en goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding (1:2:3). Het lijstje is privé. Ze kiezen de ervaring waarbij ze zich comfortabel voelen om hem te delen met de groep en die ze zich nog goed met details herinneren.
+
El profesor lee un poema sobre la naturaleza.<br>
 +
''Luego cuenta que una vez estuvo afuera y que el lugar, la luz y el olor lo abrazaron completamente. Se sintió absorbido por la naturaleza. Había dado un largo paseo y se sentó en la hierba bajo un árbol. Se recostó de espaldas y miró a través de las hojas hacia el claro cielo azul. Todo estaba tranquilo a su alrededor, los colores eran brillantes, olía a tomillo y romero. De repente, una nube se acercó al sol y sintió el frío sobre su piel.''
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
Het geeft de deelnemers controle over de herinnerde belevenissen. Zo kunnen ze gericht kiezen welke belevenis ze willen delen met anderen en waar ze nu zin in hebben om mee aan het werk te gaan. Dit is belangrijk voor het gevoel van veiligheid en voor de intrinsieke motivatie. Daarnaast is het maken van een lijstje een oefening in ordenen.
+
Más tarde, después que todos los participantes escribieran una historia sobre su propia experiencia, el profesor explica cómo describir a un “Once”. Una poesía de once palabras. Con una palabra elegida de su propia experiencia, cada participante describe a un “Once” con la ayuda del profesor. Posteriormente los participantes describen dos “Onces” más con palabras elegidas del texto que acabaron de escribir. Luego se unen a otro participante y así alternativamente. Después, todo el grupo sale a un lugar en la naturaleza. Cada participante recibe una hoja con un pequeño agujero en ella. Se les instruye buscar a través del agujero en la hoja, un detalle en su entorno que les recuerde algo de lo que se habló antes. 
 +
Los participantes hacen un dibujo de lo que ven. Más tarde, de vuelta en el aula, el profesor utiliza la poesía leída previamente para mostrar el esquema de rima.<br>
 +
Bajo la guía del profesor, los participantes escribirán un poema con la experiencia de la naturaleza como guía. El maestro da instrucciones línea por línea, basadas en el esquema rítmico de un círculo. Al final cada participante habrá terminado su poema. Como ilustración del poema, los participantes dibujarán una imagen. Esto puede hacerse de forma individual o en parejas centrándose en un detalle del dibujo que el participante crea adecuado para su poesía.  
 
<br>
 
<br>
 +
<br> 
 +
Posteriormente a esta tarea se hará una presentación. Una tarea en profundidad puede ser:
 +
* Encuentra un poema sobre la naturaleza, que te guste y tráelo contigo. Los participantes examinarán este poema en equipos sobre la base de preguntas elaboradas por el profesor. 
 +
* Cómo y dónde quieres presentar tu poema? ¿Qué necesitas para ello? 
 +
* En la vida cotidiana, ¿dónde te encuentras con formas poéticas? 
 
<br>
 
<br>
De docent vraagt of iedereen minimaal 1 maar bij voorkeur 2 of 3 ervaringen heeft staan op zijn lijstje. Daarna vraagt de docent de leerlingen de ervaring te omcirkelen die ze gaan delen. Hij herinnert de deelnemers dat ze die ervaring kiezen die ze willen delen met hun teamgenoot en de groep. De docent kijkt even of iedereen een ervaring heeft gekozen en omcirkelt en gaat door met het twee aan twee vertellen.<br>
+
  </div>
 +
</div>  
 
<br>
 
<br>
<h4>Voorbeeld</h4>
+
¿Qué se necesita para poner en práctica el tema tratado?<br>
Thema: vertellen over een keer dat je te laat was of dat iemand anders te laat was. <br>
+
Basándose en una cierta experiencia adquirida, ¿cómo puede aportar en la práctica en su vida personal y en la de los demás?<br>
Docent vertelt:<br>     
+
¿Qué significa para usted el conocimiento en relación a su propia existencia? Estas son algunas preguntas que los participantes aprenden a investigar.
''Ik zit aan de telefoon. Daniël staat onder de douche. Ik hoor hem zingen en praten. Hij speelt met zijn gogo’s en laat het water over zich heen spoelen. Na een tijdje zeg ik: ‘Ik hoor niets meer.’ Ik hang op en ga kijken. Daar zie ik hem zitten. Het water stroomt en hij slaapt. Ik doe de douche uit en pak een handdoek. Daniël wordt wakker als ik hem oppak. Hij laat zich wentelen in de warme handdoek en ik neem hem op schoot. ‘Ik was in slaap gevallen? Toch?’''<br>
 
 
<br>
 
<br>
Lijstje van de docent voor het vertellen over de douche en Daniël was:<br>
 
# ''Platte band''
 
# ''Douche''
 
# ''Ziekenhuis''
 
 
<br>
 
<br>
De keuze voor het vertellen was nummer twee.<br>
+
Gracias a la comprensión y percepción que desarrollan de esta manera, los participantes podrán desarrollar una conciencia más amplia sobre sí mismos y sobre el papel que puedan y quieran desempeñar en la sociedad: ¿Qué me atrae? ¿Qué opciones tengo en un momento dado? ¿Qué puedo hacer para tener otras opciones? ¿Qué entiendo de un tema o tópico hasta ahora? ¿Sobre qué quiero aprender más? ¿Quién puede ayudarme? ¿Qué conocimiento necesito todavía? 
 +
 
 +
  </div>
 +
</div>
 +
               
 +
  </div>
 +
</div>
 +
{{#set: Theorie=Laat Je Zien|Module=|Serie=|Les={{BASEPAGENAME}}}}

Revisión actual - 09:10 21 nov 2020

másmásmásmásmásmásmásmásCrearCompartirmásproporciona seguridad y una base para el desarrollo ...en tu caja de herramientas ...pertinente ...está intercambiando, reconociendo y empatizando ...¿Diga lo que quiero decir?SP GA Instrumenten 2k.jpeg

Tríptico: Ser - Propia experiencia;
Saber - Conocimiento y Hacer - Acción


En el tríptico se trata ante todo del desarrollo personal de cada participante. Estimulado por el papel central que juega su propia experiencia y tomando como base las propias experiencias, el pasado adquiere protagonismo. De esta manera los participantes comprenden conscientemente cómo se situaron en una situación y después de ganar nuevas experiencias pueden adquirir conciencia del cambio y el crecimiento en sí mismos.

Debido a que se presta mucha atención al cuestionamiento personal y cuestionamiento a los demás, esta actividad se convierte en una segunda naturaleza. Haciendo preguntas, uno permanece atento, mira a su alrededor y busca respuestas. Las preguntas agudizan de forma natural el comportamiento de los participantes y mantienen despierta su curiosidad. Los participantes investigan lo que encuentran y aprenden a investigar exactamente cómo es.

Cada participante tiene la oportunidad de experimentar con la comunicación y experimentar cómo los demás en el grupo reaccionan a esta comunicación. Este intercambio proporciona a cada participante herramientas y habilidades para utilizar en la vida cotidiana. En el proceso, cada participante se desarrolla individualmente, pero también el grupo en su conjunto se desarrolla.

La experimentación tiene lugar sin juicio ni evaluaciones; la seguridad y la curiosidad tienen prioridad, lo que asegura un intercambio natural de experiencias, conocimiento e información. Esto se consigue:

  1. Otorgando un papel central a la propia experiencia,
  2. Desarrollando el interrogatorio como una segunda naturaleza,
  3. Interactuando con el grupo, y
  4. Aplicando en la práctica y la retroalimentación en el grupo.


Asegúrese de ayudar a sus participantes de manera flexible a medida que adquieran nuevos intereses, conocimientos y habilidades. Usted vigila el límite inferior del desarrollo y se asegura de que todos los participantes alcancen por lo menos un cierto nivel de conocimientos durante las actividades en Conocimiento y Acción. Esto se puede hacer de muchas maneras. El truco es dar a los talentos presentes la oportunidad de desarrollarse más y así coincidir o sobrepasar el nivel establecido a través del desarrollo de habilidades.

Ser - Propia experiencia

El contar la propia experiencia tiene un papel muy importante para el aprendizaje y la reflexión. Uniendo la experiencia propia a las experiencias de otros y al conocimiento del mundo, los participantes pueden estar conscientes de aquello que desempeña un papel y cómo se pueden preparar para sucesos posibles en el futuro. Este es un proceso implícito.

Un ejemplo de este proceso

Un participante cuenta sobre un viaje en autobús. Durante el viaje un representante de un partido político se sienta a su lado. Se inicia una conversación. El participante se sorprende cuando ve que la otra persona abre la ventana y echa basura fuera. El no había esperado que el representante de un partido político hiciera algo semejante. Este acto está en contra de todo lo que predica el partido. El participante no dijo nada en aquel momento. Por las preguntas que los otros participantes le hacen, se entiende que el participante que contó la anécdota está decepcionado y acepta que él mismo se había cuestionado su propio comportamiento. El participante es muy consciente del medio ambiente y se ve atrapado en la duda de cuál hubiera sido un comportamiento apropiado. Por medio del intercambio de opiniones con los otros participantes, admite el participante que él ama el medio ambiente y que no quiere alterar su comportamiento “verde” . Tal vez voy a decir algo en una próxima oportunidad, dice el participante, al terminar.


Usted inicia el intercambio con los participantes contando su propia experiencia. Puede aprender a hacerlo leyendo la sección Instrumentos-Contando. Con la experiencia personal el docente puede hacer accesible la conexión con el tema y dar dirección al proceso. Posteriormente usted invita a los participantes a compartir su propia experiencia. Los participantes cuentan sus experiencias, pero no a todo el grupo sino en parejas.

Además de contar, los participantes aprenden a escucharse y a reaccionar constructivamente entre ellos. Después de que el narrador haya contado su anécdota, los oyentes que han escuchado con atención ofrecen retroalimentación sin juzgar, haciendo preguntas detalladas que se centran en detalles y nueva información. No se trata de juzgar al que expone la anécdota, lo que se dice siempre es verídico, real.

Las reacciones y preguntas de los oyentes le permitirán al narrador poder hacer modificaciones a su historia en el momento de escribirla. ¡Se ha producido un aprendizaje! La historia puede cambiar para ser más satisfactorias para el narrador pues se pueden añadir u omitir detalles y también se pueden elegir otras palabras. Esto le da al narrador control de la situación y gracias a esta sensación de poder sobre la historia, el narrador puede experimentar su propia vivencia de una manera nueva mientras va contando su historia a los otros participantes.

Escuchar la experiencia de otros genera un flujo de pensamiento asociativo entre los participantes, hace que los recuerdos sean accesibles o los coloca bajo una nueva luz. La claridad y el reconocimiento de la propia historia aumenta y ofrece un punto de partida para un mayor fortalecimiento personal.

Los participantes experimentan respeto mutuo durante el intercambio de manera natural. Se familiarizan más el uno con el otro y esta atmósfera ayuda a crear una sensación de seguridad y confianza que es bueno para la experiencia de aceptación y cohesión social en el grupo. La apertura que surge contribuye a asegurar que los participantes aprendan unos de otros. Estos ingredientes a su vez contribuyen positivamente al crecimiento personal de cada participante.

Saber - Conocimiento

Después de que todos los participantes hayan compartido y escrito sus propias experiencias, se establece un vínculo con los conocimientos relacionados con el tema a tratar.

El objetivo es trazar un mapa de los conocimientos y hacer que los participantes tomen conciencia de los nuevos conocimientos. El conferenciante, junto con los participantes, hará un inventario de los conocimientos disponibles sobre el tema. Posteriormente se examina qué conocimientos adicionales son requeridos para el nivel y desarrollo de los participantes en aquel momento. El instructor puede integrar tareas de métodos existentes y de esta manera siempre habrá la oportunidad de conectarse a un módulo existente que está siendo utilizado. De no ser así, se puede seleccionar material que facilite el conocimiento a los participantes, pero también se puede asignar tareas de investigación o idear otras actividades para que los participantes puedan investigar y adquieran así el conocimiento que les falta.

Durante esta parte del proceso de aprendizaje, se tiene que compartir al máximo la responsabilidad con los participantes. Cada vez que tenga la oportunidad de transferir más responsabilidades a un participantes, hágalo. Paso a paso los participantes se desarrollan más y son capaces de tomar más y más control sobre su propio proceso de aprendizaje.

Hacer - Acción

En base a la experiencia propia y los conocimientos adquiridos hasta el momento, se puede hacer que los participantes realicen actividades y tareas que los conecten con la práctica relacionada con el tema que se examina.

Ejemplo - escribir poemas

El profesor lee un poema sobre la naturaleza.
Luego cuenta que una vez estuvo afuera y que el lugar, la luz y el olor lo abrazaron completamente. Se sintió absorbido por la naturaleza. Había dado un largo paseo y se sentó en la hierba bajo un árbol. Se recostó de espaldas y miró a través de las hojas hacia el claro cielo azul. Todo estaba tranquilo a su alrededor, los colores eran brillantes, olía a tomillo y romero. De repente, una nube se acercó al sol y sintió el frío sobre su piel.

Más tarde, después que todos los participantes escribieran una historia sobre su propia experiencia, el profesor explica cómo describir a un “Once”. Una poesía de once palabras. Con una palabra elegida de su propia experiencia, cada participante describe a un “Once” con la ayuda del profesor. Posteriormente los participantes describen dos “Onces” más con palabras elegidas del texto que acabaron de escribir. Luego se unen a otro participante y así alternativamente. Después, todo el grupo sale a un lugar en la naturaleza. Cada participante recibe una hoja con un pequeño agujero en ella. Se les instruye buscar a través del agujero en la hoja, un detalle en su entorno que les recuerde algo de lo que se habló antes. Los participantes hacen un dibujo de lo que ven. Más tarde, de vuelta en el aula, el profesor utiliza la poesía leída previamente para mostrar el esquema de rima.
Bajo la guía del profesor, los participantes escribirán un poema con la experiencia de la naturaleza como guía. El maestro da instrucciones línea por línea, basadas en el esquema rítmico de un círculo. Al final cada participante habrá terminado su poema. Como ilustración del poema, los participantes dibujarán una imagen. Esto puede hacerse de forma individual o en parejas centrándose en un detalle del dibujo que el participante crea adecuado para su poesía.

Posteriormente a esta tarea se hará una presentación. Una tarea en profundidad puede ser:

  • Encuentra un poema sobre la naturaleza, que te guste y tráelo contigo. Los participantes examinarán este poema en equipos sobre la base de preguntas elaboradas por el profesor.
  • Cómo y dónde quieres presentar tu poema? ¿Qué necesitas para ello?
  • En la vida cotidiana, ¿dónde te encuentras con formas poéticas?



¿Qué se necesita para poner en práctica el tema tratado?
Basándose en una cierta experiencia adquirida, ¿cómo puede aportar en la práctica en su vida personal y en la de los demás?
¿Qué significa para usted el conocimiento en relación a su propia existencia? Estas son algunas preguntas que los participantes aprenden a investigar.

Gracias a la comprensión y percepción que desarrollan de esta manera, los participantes podrán desarrollar una conciencia más amplia sobre sí mismos y sobre el papel que puedan y quieran desempeñar en la sociedad: ¿Qué me atrae? ¿Qué opciones tengo en un momento dado? ¿Qué puedo hacer para tener otras opciones? ¿Qué entiendo de un tema o tópico hasta ahora? ¿Sobre qué quiero aprender más? ¿Quién puede ayudarme? ¿Qué conocimiento necesito todavía?