Diferencia entre revisiones de «EE BV7»
Línea 9: | Línea 9: | ||
<div class="small-6 columns"> | <div class="small-6 columns"> | ||
− | <h3>'''Eigen Ervaring - Les 7 Groei'''</h3> | + | <h3>'''Eigen Ervaring - Les 7 - Groei'''</h3> |
<br> | <br> | ||
<h5>'''Vooraf'''</h5> | <h5>'''Vooraf'''</h5> | ||
Línea 84: | Línea 84: | ||
<br> | <br> | ||
<br> | <br> | ||
− | Als de groep meer gevorderd is | + | Als de groep meer gevorderd is kan de docent een ‘editing bureau’ opzetten. Een groep deelnemers checkt de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsopbouw. Ze verbeteren de tekst niet maar onderstrepen de woorden waar iets mee is. Elke week rouleert deze groep zodat iedereen aan bod komt. |
<br> | <br> | ||
<br> | <br> | ||
Línea 124: | Línea 124: | ||
</div> | </div> | ||
{{#set: Theorie=Laat Je Zien|Module=|Serie=Beter Verwoorden|Les={{BASEPAGENAME}}}} | {{#set: Theorie=Laat Je Zien|Module=|Serie=Beter Verwoorden|Les={{BASEPAGENAME}}}} | ||
+ | |||
+ | [[Categorie:Sjabloon]] |
Revisión del 21:06 3 feb 2020
Eigen Ervaring - Les 7 - Groei
Vooraf
Stoelen staan in een kring en iedereen zit. Iedereen kent de omgangsvormen: Degene die vertelt wordt niet onderbroken. Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld. Geen commentaar op elkaar.
1. Vertellen
Vertellen Eigen Ervaring
Duur ± 5-7 minuten / de hele groep
Instructie voor de deelnemers
De docent vertelt over een keer dat hij/zij merkte dat hij/zij gegroeid was – vragen worden gesteld(*) – daarna stelt de docent de verbindingsvraag aan de deelnemers of ze kunnen vertellen over een keer dat ze merkten dat ze gegroeid waren. Hoe ging dat? Twee deelnemers komen aan de beurt. Het is als model en opwarmer bedoeld naast dat het voor de verteller een oefening is. Het is vrijwillig.
Als de docent merkt dat deelnemers nog geen aansluiting hebben kun zij/hij nog een tweede ervaring vertellen waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken om aan te denken bij het herinneren van iets wat je hebt meegemaakt, creëert ruimte. Op deze manier kan de docent het vertellen toegankelijk maken voor de deelnemers.
De docent kan ook het proces van vertellen bij sturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen.
(*)De deelnemers krijgen de gelegenheid – verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.
Voorbereiden
- De docent bereidt zijn eigen ervaring voor en de verbindingsvraag.
- De docent bedenkt van te voren een aantal invalshoeken die passen bij het onderwerp waarmee de deelnemers verder aan de slag gaan.
Lijstje maken en kiezen
Duur ± 5 minuten / de hele groep
Instructie voor de deelnemers
Alle deelnemers krijgen een klein papiertje om een lijstje te maken van drie verschillende keren dat ze merkten dat ze gegroeid waren. Na het maken van het lijstje kiezen ze de ervaring die ze gaan delen. De deelnemers worden verdeeld in teams van twee (nr. 1 en nr. 2)
Het gaat om drie of twee ervaringen die ze zich helder en goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding (1:2:3). Het lijstje is privé. Ze kiezen de ervaring waarbij ze zich comfortabel voelen om hem te delen met de groep en die ze zich nog goed met details herinneren.
Voorbereiden
- Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes).
- Eén zwarte pen per deelnemer.
Twee aan twee vertellen
Duur ± 6 á 10 minuten / Tweetallen
Instructie voor de deelnemers
De deelnemers werken in teams van twee en vertellen aan elkaar een voor een de door henzelf gekozen ervaring.
De docent deelt de deelnemers in, in teams van twee, en geeft aan welke deelnemer één is en welke deelnemer twee. Bij oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan ze aan de slag in hun team. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen, alleen als de deelnemers moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden.
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 á 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje etc.) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie begeleiden en iets meer tijd geven.
Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
- Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
- Vraag door over iets waar je nog meer van wilt weten.
- Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarneming (reuk, zien, horen, voelen, proeven).
- De docent kan ook aangeven dat de deelnemers minimaal twee a drie open vragen stellen.
Voorbereiden
- Belletjes, of ander instrument dat geluid maakt.
- Bord of flip-over.
- Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent bij het binnenkomen van de les of vooraf aan deze activiteit de deelnemers bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken en dan degene die het papiertje heeft met dezelfde kleur te zoeken, samen vormen deze twee een team. Het kan ook gedaan worden door de verjaardagen na te gaan en dan opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
Als de docent merkt dat deelnemers nog geen aansluiting hebben kun zij/hij nog een tweede ervaring vertellen waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken om aan te denken bij het herinneren van iets wat je hebt meegemaakt, creëert ruimte. Op deze manier kan de docent het vertellen toegankelijk maken voor de deelnemers.
De docent kan ook het proces van vertellen bij sturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen.
(*)De deelnemers krijgen de gelegenheid – verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.
Het gaat om drie of twee ervaringen die ze zich helder en goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding (1:2:3). Het lijstje is privé. Ze kiezen de ervaring waarbij ze zich comfortabel voelen om hem te delen met de groep en die ze zich nog goed met details herinneren.
Instructie voor de deelnemers
De deelnemers werken in teams van twee en vertellen aan elkaar een voor een de door henzelf gekozen ervaring.
De docent deelt de deelnemers in, in teams van twee, en geeft aan welke deelnemer één is en welke deelnemer twee. Bij oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan ze aan de slag in hun team. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen, alleen als de deelnemers moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden.
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 á 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje etc.) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie begeleiden en iets meer tijd geven.
Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
- Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
- Vraag door over iets waar je nog meer van wilt weten.
- Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarneming (reuk, zien, horen, voelen, proeven).
- De docent kan ook aangeven dat de deelnemers minimaal twee a drie open vragen stellen.
Voorbereiden
- Belletjes, of ander instrument dat geluid maakt.
- Bord of flip-over.
- Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent bij het binnenkomen van de les of vooraf aan deze activiteit de deelnemers bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken en dan degene die het papiertje heeft met dezelfde kleur te zoeken, samen vormen deze twee een team. Het kan ook gedaan worden door de verjaardagen na te gaan en dan opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
2. Schrijven
Na het vertellen van de eigen ervaring gaan de deelnemers een klad versie schrijven van hun verhaal.
Nadat de kladversie is geschreven heeft de docent de keuze om de les te onderbreken, de verhalen van deelnemers staan nu op papier en kunnen niet meer verloren gaan. In de serie Beter Verwoorden gaan de deelnemers na het schrijven in klad verder met verdiepingsactiviteiten en keren later terug om hun tekst bij te werken en in het net te schrijven op de nette pagina voor het boekje.
Kladversie
Duur ± 5 minuten / Individueel
Instructie voor de deelnemers
Schrijf nu je verhaal op zoals je het hebt verteld aan je teamgenoot. Je gaat na of je de dingen die je extra vertelde naar aanleiding van de vragen van je gesprekspartner in je verhaal kunt opnemen. Je gaat de eerste versie van je tekst opschrijven. Als je vragen hebt, laat het even weten**.
Tekst in het net (Duur ± 2x 10 minuten)
Tussentijds voorlezen in tweetal
Duur ± 10 minuten
In de lessenserie Beter Verwoorden is gekozen om de redactie te beperken tot het voorlezen in een tweetal. In de serie 9 X Grunberg staan onder redigeren diverse redactievormen beschreven.
Twee aan twee lezen de deelnemers elkaars tekst voor. De schrijver kan zo aandachtig luisteren en ervaren of zijn tekst qua ritme, zinsbouw en inhoud klopt. De lezer oefent zijn lezen (uitspraak, verstaanbaarheid en ritme). Daarna draaien de rollen om. Zo heeft iedereen zijn tekst gehoord, een voorbereiding op het redigeren. Bij het redigeren kunnen de deelnemers in hun team overleggen. Ze kunnen ook de docent benaderen met vragen. De docent schrijft antwoorden over spelling op het bord waardoor een klassikaal woordenboek ontstaat.
Als de groep meer gevorderd is kan de docent een ‘editing bureau’ opzetten. Een groep deelnemers checkt de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsopbouw. Ze verbeteren de tekst niet maar onderstrepen de woorden waar iets mee is. Elke week rouleert deze groep zodat iedereen aan bod komt.
Instructie het net
Duur ± 10 minuten
Nu je weet hoe je je tekst kunt aanpassen zodat hij beter kan worden begrepen door een lezer schrijf je je tekst nog een keer op. Je schrijft op het antwoordblad of op het speciaal daarvoor uitgereikte papier*. Schrijf je tekst nu precies onder het vierkant. Neem alle suggesties voor verbeteringen mee. Dit is de laatste versie van je tekst. Als je vragen hebt, laat het even weten**.
In het net schrijven is een training voor de deelnemer in precisie; het reflecteren op de kladversie, het verbeteren van woorden en zinsopbouw, het exact weergeven en een oefening voor de fijne motoriek. Het vergt concentratie op allerlei niveaus. De verhalen van de schrijvers krijgen zo de aandacht die ze verdienen.
Na het in het net schrijven van hun tekst gaan de deelnemers verder met maken van een beeld.
*
Het papier waarop de tekst in het net geschreven wordt kan variëren afhankelijk van de presentatievorm. Het kan een antwoordblad-drieluik zijn of zoals in de serie Beter Verwoorden een A4 pagina voor in een boekje.
**Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.
3. Beeld
Beeld
Duur ± 10 minuten / Individueel
De deelnemer krijgt een blaadje op het formaat van het kader dat op de originele pagina in het boekje staat. De docent geeft de volgende instructie: teken met zwarte pen het voorwerp of onderdeel waaraan je gemerkt hebt dat je gegroeid bent. Als iedereen klaar is met tekenen geeft de docent aan dat ze drie strepen horizontaal en verticaal over de tekening tekenen zodat er negen gelijke hokjes ontstaan. Vervolgens kiezen ze één hokje uit. Alles wat ze in dat hokje getekend hebben, niets meer, tekenen ze exact na in het kader.
Voorbereiden
- Zwarte pennen.
- Voorbereide bladzijde staand A4 met kader 10 bij 10 cm..
Als de pagina af is doen de deelnemers hem in hun boekje.