Opmaat BV10

10 Oportunidad

Inicio

Antemano

Duración: ± 2 minutos / Grupo entero

Las sillas están en un círculo. Todo el mundo se sienta. La pizarra / rotafolio muestra la estructura de la lección. El profesor también puede conversar sobre esto.

Ejercicio energético o Juego

Duración: ± 15 minutos/ Grupo entero - Individual

Parte I Ejercicio Wayne Cook & Parte II Contar juntos

Parte I Ejercicio Wayne Cook

Duración: ± 5 minutos/ Grupo entero - Individual

Instrucción

• Siéntese con la espalda recta. Coloca el pie izquierdo sobre la rodilla derecha. Sujeta el pie izquierdo con ambas manos, de manera que la mano derecha sujete el tobillo y la izquierda la planta del pie;
• Inspira suavemente por la nariz, de modo que la inhalación alcance tu cuerpo hacia arriba ligeramente mientras tiras de la pierna hacia tu cuerpo. Exhala lentamente por la boca mientras bajas suavemente la pierna. Repite esto cinco veces;
• Cambia de pie y repite el ejercicio;
• Vuelve a juntar las piernas. Coloca las yemas de los dedos junto con los pulgares entre las dos cejas;
• Inhala y exhala lentamente por la nariz. Repite esto cuatro veces. Al exhalar, separa lentamente los pulgares y empuja la piel de la frente hacia un lado.

Efecto del ejercicio: Calma la inquietud interior, te hace concentrarte mejor, te hace aprender mejor. Te hace estar más tranquilo si estás nervioso ante una presentación u otra actuación.

Parte II Contar juntos

Duración: ± 5-10 minutos/ Grupos de ± 6

De deelnemers gaan in kringen van ongeveer zes personen staan. Om beurten, maar zonder hierover afspraken te maken worden de getallen een tot tien opgenoemd. Niemand weet wie het volgende getal zal zeggen. Snelheid maakt het spel. Als twee of meer personen tegelijk het volgende nummer roepen begint het spel weer bij één.

Effect van het spel: concentratie prikkelen en oefenen, de groep beter gaan aanvoelen, groepsproces ervaren

Fysieke activiteit passend bij het onderwerp

Duur: ± 15 minuten/ Groepjes van zes

Dobbelassociatie

Elk groepje heeft een dobbelsteen en een set van zes kaartjes met drie zinnen die afgemaakt moeten worden. Hierbij kun je denken aan zintuiglijke zinnen en actieve zinnen. Bijvoorbeeld iemand gooit drie en kan kiezen uit de volgende opties: ‘Ik sta op het punt…’, ‘Wat ruikt dat…’, ‘Zij wilden net…’. Zo zijn er per spel 6x3=18 startzinnen. Eén deelnemer schrijft het verhaal op. Aan het einde lezen de groepjes het resultaat aan elkaar voor. Als je het als docent voorbereidt kun je elk groepje dezelfde zinnen geven.

Variatie 1

Iedere deelnemer maakt voor de nummers 1 t/m 6 van de dobbelsteen een startzin. Daarna worden de zinnen gebruikt door de verzinner zelf of een plek doorgeschoven, zodat elke deelnemer kan kiezen uit de zinnen van zijn of haar buurman.

Variatie 2

Voor elk nummer van de dobbelsteen staan er drie steekwoorden op het blaadje, waaruit er steeds één moet worden gekozen om een zin mee te maken. Daarna gooit de volgende uit de groep en vervolgt het verhaal op dezelfde wijze.