REDIGEREN
U was op pagina .
Zelfstandig Redigeren (Duur < ±10 minuten)
De docent kiest ervoor de leerlingen zelfstandig hun eigen tekst na te laten kijken. De leerlingen krijgen een aantal aanwijzingen:
- Lees je tekst rustig na op spelfouten. Als je twijfelt steek je vinger op en stel een vraag. Het antwoord schrijft de docent op het (digi)-bord zodat andere leerlingen het ook zien.
- Kijk bij het overlezen of je rekening hebt gehouden met de opbouw van je verhaal: een begin - midden - eind. De leerlingen kunnen dan eventueel zinnen toevoegen om deze structuur aan te brengen in hun verhaal.
- De docent geeft een overzicht van de regels van grammatica, formulering of spelling die op dat moment bekend, belangrijk, zijn voor de leerlingen zodat ze hun tekst daarop kunnen nakijken. Een overzicht hiervan kan de docent aanbieden op posters/digibord.
- Soms blijkt tijdens het redigeren dat er over bepaalde zaken nog verwarring bestaat dan kan de docent kiezen om dit uit te leggen. Gedurende het redigeren wordt dit duidelijk aan de hand van de vragen. Ook al werken de deelnemers zelfstandig de docent blijft altijd beschikbaar voor vragen
.
Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.
Redigeren in Tweetallen (Duur ±10 minuten)
1. Licht: Tussentijds voorlezen in tweetallen en zelfstandig herschrijven (Duur ±5 minuten)
De docent geeft aan dat de leerlingen in hun tweetal hun teksten uitwisselen en aan elkaar voorlezen. Dit kan ook een opmaat voor zelfstandig redigeren. Het stimuleert de bewustwording van het effect van de geschreven tekst en hoe deze door de ander begrepen wordt. Het voorlezen laat een tekst klinken en brengt hem tot leven. Het geeft de schrijver de gelegenheid zijn eigen woorden terug te horen en te luisteren en ervaren of zijn tekst qua ritme, zinsbouw en inhoud klopt. Doordat de schrijver hoort hoe iemand anders zijn tekst voorleest, kan hij erachter komen of zijn verhaal helder overkomt.
Naar aanleiding van deze oefening kunnen de deelnemers hun tekst aanpassen en een tweede geredigeerde versie schrijven. Het gaat om het aanscherpen van formuleringen en het eventueel toevoegen van extra informatie die je verhaal duidelijker maakt.
Instructie
Nummer één leest de tekst van nummer twee voor en vice versa. Neem rustig de tijd, bereid het voorlezen voor en laat je teamgenoot zijn tekst horen.
2. Intensiever: Teksten uitwisselen in tweetallen via een gesprek aanpassen (Duur ±20 minuten)
De leerlingen wisselen in hun tweetal de teksten uit. Ze lezen ieder de tekst van de ander en onderstrepen die woorden waar ze over twijfelen. Soms twijfelt de lezer aan iets maar is het goed. De bedoeling is dat leerlingen in gesprek de teksten doornemen. Alle onderstreepte twijfels (spelling, grammatica en stijl) dienen zoveel mogelijk verwoord te worden als vragen waarna de leerlingen samen de vragen proberen op te lossen (woordenboeken, ipads en boeken ter ondersteuning). Alle tweetallen werken zelfstandig en kunnen de docent vragen stellen als ze behoefte hebben aan een expert. De docent schrijft antwoorden over spelling op het bord waardoor een klassikaal woordenboek -naslagwerk- ontstaat. Nadat de teksten zijn besproken gaat iedere eigenaar zijn eigen tekst herschrijven in het net.
Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.
Klassikaal Redigeren (Duur ±50 minuten)
Als je ervaart dat, dat wat je vertelt en schrijft een ander kan vermaken, beroeren of informeren, kun je plezier hebben in schrijven en dat wat je schrijft zo helder mogelijk verwoorden. Redigeren is niet een proces van goed of fout maar van zoeken naar zo duidelijk mogelijk formuleren. Redigeren kun je leren door in teams of klassikaal vragen te stellen over formuleringen en teksten.
Klassikaal werken aan teksten kan door gezamenlijk te gaan kijken naar een tekst van één van de deelnemers, dat noemen we de leertekst.
Deze werkvorm is afkomstig van taalvorming (zie Inspiratiebronnen).
- De docent en een deelnemer spreken af de tekst te redigeren voor de klas.
- De overige leerlingen worden opgedeeld in groepjes van drie tot vijf.
- In ieder groepje wijst de docent een secretaris aan.
- De leerling die zijn tekst openbaar laat redigeren, leertekst, kiest één groepje leerlingen uit die worden zijn googlers en/of woordenboek specialisten.
- De leerling met de leertekst schrijft zijn tekst op het (digi)bord.
- De andere leerlingen lezen de tekst en bereiden per groep één tot drie vragen voor over de tekst: over spelling, grammatica, stijl en formulering. De observaties die ze hebben moeten ze in een vragende vorm stellen. De secretaris schrijft ze op.
- Als het groepje klaar is met de vragen komt één van hen, niet de secretaris, naar voren om de woorden waar de vragen aan verbonden zijn te onderstrepen in de leertekst. Verschillende groepen kunnen over dezelfde tekstdelen een vraag stellen (elke groep heeft een eigen kleur). Nu hebben alle groepen de vragen aangegeven in de leertekst.
- De docent mag ook drie vragen stellen en kan daarmee richting geven aan de kennis die zij wil overbrengen. Zij voegt als laatste haar vragen toe.
- De eigenaar van de leertekst begint zijn tekst te lezen, als hij een vraag tegenkomt, zichtbaar door een teken of onderstreping, stopt hij en vraagt de groep die heeft onderstreept om de vraag voor te lezen. Het antwoord op de vraag mag de leerling van de leertekst zelf geven met de docent en zijn googlers/woordenboek specialisten als ondersteuners.
Als de leerling van de leertekst te verlegen is dan neemt de docent een grotere rol in. Het proces is gericht op het samen leren van de tekst. Niet om iemand te wijzen op zijn fouten. De vragen worden zo één voor één behandeld. Zo komen verschillende regels van grammatica, spelling en stijl aan de orde. De docent kan naar gelang de behoefte en het niveau extra toelichting geven. De deelnemers maken aantekeningen. Ook kan de docent belangrijke regels waarvan blijkt dat ze nog niet algemeen bekend zijn extra ondersteunen door ze zichtbaar te maken in het lokaal (posters/digibord). De keuze van de vorm waarin kennis wordt aangeboden is afhankelijk van het niveau van de leerlingen en de fysieke mogelijkheden in de leeromgeving. Na het behandelen van de leertekst zijn er allerlei punten aan de orde geweest waarmee anderen nu ook hun eigen teksten kunnen gaan redigeren/verbeteren. Dit kan in tweetallen (uitwisselen van de teksten, zie kopje hieronder) en individueel. De punten waaraan gewerkt gaat worden kunnen op een digibord staan, op een los papier aan de muur of in het schrift van iedere leerling.
Editing Bureau (Duur ±55 minuten)
Als de groep gevorderd is kun je een ‘editing bureau’ opzetten. Een groep deelnemers checkt de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsbouw. Ze verbeteren de tekst niet, maar onderstrepen de woorden waar iets mee is. Elke week rouleert deze groep zodat iedereen aan bod komt.
Tekst in het Net (Duur ±10 minuten)
De verhalen van de schrijvers krijgen de aandacht die ze verdienen. In het net schrijven is een training voor de deelnemer in precisie; het reflecteren op de kladversie, het verbeteren van woorden en zinsopbouw, het exact weergeven en een oefening voor de fijne motoriek. Het oefent de concentratie op allerlei niveaus.
De teksten in het klad worden door de deelnemers overgenomen in het net op het speciaal daarvoor bestemde drieluik antwoordblad dat iedere deelnemer heeft voor het werk in het net.
De pagina komt overeen met de door de docent gekozen presentatievorm.
Als de docente kiest voor een boekje dan hebben alle leerlingen aan het einde van de lessenserie een boekje van negen pagina’s. Een neerslag van alle verhalen die zij tijdens de lessen verteld hebben.
Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.