Opmaat BV10

ir a inicioir air air air air air air air air air air aMT10.jpeg

Opmaat bij de les 10 Kans


De ruimte (Duur ± 2 minuten / de hele groep)

De stoelen staan in een kring. Iedereen zit. Op het bord / flip-over staat de structuur van de les. De docent kan dit ook nog even bespreken.


Energieke Dynamiek (Duur ± 10 minuten / de hele groep)

Deel I Wayne Cook Oefening (Duur ± 2 minuten / de hele groep)

  • Zit rechtop. Plaats je linkervoet over je rechterknie. Houd je linkerenkel vast met je rechterhand en je linkervoet met je linkerhand;
  • Adem rustig in via je neus. Laat de inademing je lichaam een beetje omhoog tillen terwijl je met beide handen je been naar je lichaam toe strekt. Adem langzaam uit via je mond. Herhaal 5 keer;
  • Wissel van voet en herhaal het hele proces nog een keer;
  • Zet je benen weer naast elkaar. Plaats je vingertoppen op elkaar en plaats je duimen tussen je twee wenkbrauwen;
  • Adem langzaam in en uit door je neus. Herhaal 4 keer. Op een uitademing spreid je je duimen langzaam en duw je de huid van je voorhoofd naar de zijkant.



Kalmeert innerlijke onrust, zorgt dat je beter kan focussen, maakt dat je beter kunt leren. Maakt je rustiger als je zenuwachtig bent voor een presentatie of andere prestatie

Deel II Samen tellen (Duur ± 8 minuten / de hele groep)
Deelnemers gaan staan in een groepje van zes in een kleine cirkel. Zonder afspraken te maken start één van de deelnemers met één. Dan volgt twee maar niemand weet wie dat gaat zeggen. Snelheid maakt het spel. Na twee komt drie en zo verder tot tien. Als een getal tegelijkertijd gezegd wordt dan begint het spel opnieuw bij één.

Concentratie, aanvoelen van de groep

Dynamiek passend bij het onderwerp (Duur ± 15 minuten / groepjes van zes)

Dobbelassociatie
Elk groepje doet zes korte associaties. Elk groepje heeft een dobbelsteen en een set van zes kaartjes met drie zinnen die nog afgemaakt moeten worden. Hierbij kun je denken aan zintuiglijke zinnen en actieve zinnen. Bijvoorbeeld iemand gooit drie en kan kiezen uit de volgende opties: ‘Ik sta op het punt…’, ‘Wat ruikt dat…’, ‘Zij wilden net…’. Zo zijn er per spel 6x3=18 startzinnen. Eén deelnemer schrijft het verhaal op. Aan het einde lezen de groepjes het resultaat aan elkaar voor. Als je het als docent voorbereidt kun je elk groepje dezelfde zinnen geven.

Variatie 1
Iedere deelnemer maakt voor de nummers 1 t/m 6 van de dobbelsteen een startzin. Daarna worden de zinnen in het groepje gebruikt door de verzinner zelf of door ze een plek op te schuiven.

Variatie 2
Per getal staan er drie steekwoorden op het blaadje. Je kiest er één om een zin mee te maken. Daarna gooit de volgende uit de groep en vervolgt het verhaal op dezelfde wijze.