EE BV5
4 Familia
Ser - Experiencia propia
De antemano
Duración: ± 2 minutos/ Todo el grupo
Los participantes se sientan en un círculo. Todos conocen los modales: la persona que habla no es interrumpida. Después de contarlo, existe la oportunidad de hacer preguntas. Sin comentarios el uno del otro.
1. Dígale a
Comparta su experiencia
Duración: ± 5-7 minutos/ Todo el grupo
Instrucción
El profesor cuenta sobre una vez que él/ella y un amigo experimentaron algo - se hacen preguntas(*) - A continuación, el profesor plantea a los participantes la pregunta de conexión: si pueden contar sobre una vez en la que hayan vivido algo junto a un amigo.
Dos participantes toman su turno. Está pensado como ejemplo y como calentamiento; da ideas a los oyentes y también es un buen ejercicio para los narradores.
El profesor puede ajustar el proceso narrativo haciendo preguntas adicionales para ampliar o centrar el tema.
(*)Los participantes tendrán la oportunidad de hacer preguntas aclaratorias. Preguntas sobre algo que quieren saber más o sobre algo que aún no tienen muy claro.
Preparar
- El profesor prepara su propia experiencia y la pregunta de conexión.
- El profesor pensará de antemano un par de perspectivas que encajen con el tema, con las que los participantes luego trabajarán.
Haz una lista y elige
Duración: ± 5 minutos/ Todo el grupo
Instrucción
A todos los participantes se les da un papel para que hagan una lista de tres veces diferentes que hayan hecho algo juntos con su familia. Después de hacer la lista, eligen la experiencia que van a compartir.
Het gaat om drie of twee ervaringen die ze zich helder en goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding (1:2:3). Het lijstje is privé. Ze kiezen de ervaring waarbij ze zich comfortabel voelen om hem te delen met de groep en die ze zich nog goed met details herinneren.
Voorbereiden
- Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes).
- Eén zwarte pen per deelnemer.
Twee aan twee vertellen
Duur ± 6 á 10 minuten / Tweetallen
Instructie voor de deelnemers
De deelnemers werken in teams van twee en vertellen aan elkaar een voor een de door henzelf gekozen ervaring.
De docent deelt de deelnemers in, in teams van twee, en geeft aan welke deelnemer één is en welke deelnemer twee. Bij oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan ze aan de slag in hun team. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen, alleen als de deelnemers moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden.
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 á 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje etc.) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie begeleiden en iets meer tijd geven.
Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
- Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
- Vraag door over iets waar je nog meer van wilt weten.
- Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarneming (reuk, zien, horen, voelen, proeven).
- De docent kan ook aangeven dat de deelnemers minimaal twee a drie open vragen stellen.
Voorbereiden
- Belletjes, of ander instrument dat geluid maakt.
- Bord of flip-over.
- Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent bij het binnenkomen van de les of vooraf aan deze activiteit de deelnemers bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken en dan degene die het papiertje heeft met dezelfde kleur te zoeken, samen vormen deze twee een team. Het kan ook gedaan worden door de verjaardagen na te gaan en dan opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 á 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje etc.) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie begeleiden en iets meer tijd geven. Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
2. Schrijven
Na het vertellen van de eigen ervaring gaan de deelnemers een eerste kladversie schrijven.
Nadat de kladversie is geschreven heeft de docent de keuze om de les te onderbreken, de verhalen van deelnemers staan nu op papier en kunnen niet meer verloren gaan. In de serie Beter Verwoorden gaan de deelnemers na het schrijven in klad verder met verdiepingsactiviteiten en keren later terug om hun tekst bij te werken en in het net te schrijven op de nette pagina voor het boekje.
Kladversie
Duur ± 5 minuten / Individueel
Instructie voor de deelnemers
Schrijf nu je verhaal op zoals je het hebt verteld aan je teamgenoot. Je gaat na of je de dingen die je extra vertelde naar aanleiding van de vragen van je gesprekspartner in je verhaal kunt opnemen. Je gaat de eerste versie van je tekst opschrijven. Als je vragen hebt, laat het even weten**.
Tekst in het net (Duur ± 2x 10 minuten)
Tussentijds voorlezen in tweetal
Duur ± 10 minuten
In de lessenserie Beter Verwoorden is gekozen om de redactie te beperken tot het voorlezen in een tweetal. In de serie 9 X Grunberg staan onder redigeren diverse redactievormen beschreven.
Twee aan twee lezen de deelnemers elkaars tekst voor. De schrijver kan zo aandachtig luisteren en ervaren of zijn tekst qua ritme, zinsbouw en inhoud klopt. De lezer oefent zijn lezen (uitspraak, verstaanbaarheid en ritme). Daarna draaien de rollen om. Zo heeft iedereen zijn tekst gehoord, een voorbereiding op het redigeren. Bij het redigeren kunnen de deelnemers in hun team overleggen. Ze kunnen ook de docent benaderen met vragen. De docent schrijft antwoorden over spelling op het bord waardoor een klassikaal woordenboek ontstaat.
Als de groep meer gevorderd is kun je een ‘editing bureau’ opzetten. Een groep deelnemers checkt de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsopbouw. Ze verbeteren de tekst niet maar onderstrepen de woorden waar iets mee is. Elke week rouleert deze groep zodat iedereen aan bod komt.
Instructie het net
Duur ± 10 minuten
Nu je weet hoe je je tekst kunt aanpassen zodat hij beter kan worden begrepen door een lezer schrijf je je tekst nog een keer op. Je schrijft op het antwoordblad of op het speciaal daarvoor uitgereikte papier*. Schrijf je tekst nu precies onder het vierkant. Neem alle suggesties voor verbeteringen mee. Voeg ook je dialoog toe aan je tekst in het klad. Dit is de laatste versie van je tekst. Als je vragen hebt, laat het even weten**.
In het net schrijven is een training voor de deelnemer in precisie; het reflecteren op de kladversie, het verbeteren van woorden en zinsopbouw, het exact weergeven en een oefening voor de fijne motoriek. Het vergt concentratie op allerlei niveaus. De verhalen van de schrijvers krijgen zo de aandacht die ze verdienen.
Na het in het net schrijven van hun tekst gaan de deelnemers verder met maken van een beeld.
*
Het papier waarop de tekst in het net geschreven wordt kan variëren afhankelijk van de presentatievorm. Het kan een antwoordblad-drieluik zijn of zoals in de serie Beter Verwoorden een A4 pagina voor in een boekje.
**Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.
3. Beeld
Beeld
Duur ± 10 minuten / Individueel
De deelnemers tekenen met zwarte pen alleen de personen die voorkomen in de belevenis. Met kleurpotlood kunnen ze met een kleur één detail toevoegen waar ze niet over geschreven hebben maar dat ze wel belangrijk vinden.
Als de pagina af is doen de deelnemers hem in hun boekje.