Bereid EE
De les Waar je bereid bent om te sterven
Vertellen Eigen Ervaring (Duur ±10 minuten / de hele groep)
De docent start en vertelt over een keer dat zijn/haar lichaam hem verraste – er is ruimte om verduidelijkingsvragen te stellen voor de deelnemers in de groep – daarna stelt hij de verbindingsvraag aan de deelnemers of ze kunnen vertellen over een keer dat hun lichaam hen verraste en hoe dat ging.
In de vertelkring komen twee deelnemers komen aan de beurt, het is als model en opwarmer bedoeld naast dat het voor de verteller een oefening is. Het is vrijwillig.
Als je merkt dat deelnemers nog geen aansluiting hebben kun je nog een tweede ervaring vertellen waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken om aan te denken bij het herinneren van iets wat je hebt meegemaakt, creëert ruimte. Op deze manier kan de docent toegankelijk maken voor de leerlingen.
Een andere manier om het proces van vertellen bij te sturen is het inzetten van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen.
Bijvoorbeeld: voor diegenen die niet hebben meegemaakt dat hun lichaam hen verraste, bijvoorbeeld over een keer dat ze hebben meegemaakt dat iemand anders werd verrast door zijn lichaam waar ze bij waren en hoe dat ging.
Of alternatief uit de lessenserie Beter Verwoorden:
De docent vertelt over een keer dat zij zich heeft bezeerd (voorbereid*) – vragen worden gesteld – daarna stelt zij de verbindingsvraag aan de deelnemers of ze kunnen vertellen over een keer dat ze zich bezeerd hebben en hoe dat ging.
Om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen kun je tussendoor extra vragen toevoegen.
Bijvoorbeeld bij het alternatief: voor diegenen die zich niet bezeerd hebben, bijvoorbeeld over een keer dat ze iemand pijn gedaan hebben of over een keer dat ze iemand die veel pijn had hebben getroost.
Tekst schrijven (Duur ± 30 minuten / de hele groep)
1. Lijstje maken en kiezen (Duur ± 5 minuten)
De docent vraagt de leerlingen om zich verschillende ervaringen te herinneren dat ze meemaakten dat hun lichaam hen verraste.
Alternatief
... drie verschillende ervaringen over dat je je een keer dat bezeerd hebt.
Op het blaadje noteren de leerlingen met een woord de verschillende ervaringen die ze hebben gehad. Meer?
De deelnemers maken na de vertelkring associatief een lijstje van drie verschillende eigen ervaringen die ze zich herinneren bij het onderwerp uit de vertelkring. De docent herhaalt de verbindingsvraag om alle leerlingen nog een keer te focussen.
Het gaat om drie of twee ervaringen die ze zich helder en goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding (1:2:3). Het lijstje is privé. Ze kiezen de ervaring waarbij ze zich comfortabel voelen om hem te delen met de groep en die ze zich nog goed met details herinneren.
Het geeft de deelnemers controle over de herinnerde belevenissen. Zo kunnen ze gericht kiezen welke belevenis ze willen delen met anderen en waar ze nu zin in hebben om mee aan het werk te gaan. Dit is belangrijk voor het gevoel van veiligheid en voor de intrinsieke motivatie. Daarnaast is het maken van een lijstje een oefening in ordenen.
De docent vraagt of iedereen minimaal 1 maar bij voorkeur 2 of 3 ervaringen heeft staan op zijn lijstje. Daarna vraagt de docent de leerlingen de ervaring te omcirkelen die ze gaan delen. Hij herinnert de deelnemers dat ze die ervaring kiezen die ze willen delen met hun teamgenoot en de groep. De docent kijkt even of iedereen een ervaring heeft gekozen en omcirkelt en gaat door met het twee aan twee vertellen.
Voorbeeld
Thema: vertellen over een keer dat je te laat was of dat iemand anders te laat was.
Docent vertelt:
Ik zit aan de telefoon. Daniël staat onder de douche. Ik hoor hem zingen en praten. Hij speelt met zijn gogo’s en laat het water over zich heen spoelen. Na een tijdje zeg ik: ‘Ik hoor niets meer.’ Ik hang op en ga kijken. Daar zie ik hem zitten. Het water stroomt en hij slaapt. Ik doe de douche uit en pak een handdoek. Daniël wordt wakker als ik hem oppak. Hij laat zich wentelen in de warme handdoek en ik neem hem op schoot. ‘Ik was in slaap gevallen? Toch?’
Lijstje van de docent voor het vertellen over de douche en Daniël was:
- Platte band
- Douche
- Ziekenhuis
De keuze voor het vertellen was nummer twee.
Voorbereiden
- Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes).
- Eén zwarte pen per deelnemer.
2. Twee aan twee vertellen (Duur ±6 á 10 minuten)
De leerlingen werken in teams van twee en vertellen aan elkaar een voor een de door henzelf gekozen ervaring.
De docent deelt de leerlingen in, in teams van twee, en geeft aan welke leerling één is en welke leerling twee. Bij oneven aantal leerlingen is er één groepje van drie. Dan gaan ze aan de slag in hun team. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee.
De nummers twee luisteren en stellen aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen, alleen als de leerlingen moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden.
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 á 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje etc.) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie begeleiden en iets meer tijd geven.
Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
- Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
- Vraag door over iets waar je nog meer van wilt weten.
- Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarneming (reuk, zien, horen, voelen, proeven).
De docent kan ook aangeven dat de leerlingen minimaal twee a drie open vragen stellen.
Om de leerlingen in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent bij het binnenkomen van de les of vooraf aan deze activiteit de leerlingen bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken en dan degene die het papiertje heeft met dezelfde kleur te zoeken, samen vormen deze twee een team. Het kan ook gedaan worden door de verjaardagen na te gaan en dan opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
Voorbereiden
- Belletjes, of ander instrument dat geluid maakt.
3. Text in het klad schrijven (Duur ± 5 minuten)
Voorbereiden
- Iedere deelnemer krijgt een A5’je (zonder lijntjes).
Tot hier aan toe is het belangrijk de opeenvolgende activiteiten zonder onderbreking te volbrengen. Nu zijn de teksten van alle leerlingen in het klad geschreven. De docent kan vanaf nu de activiteiten indelen naar gelang de mogelijkheden in de planning.
Keuze nu
- Door met Stap 2-1 Kenniskant-Vragen
of
- de teksten redigeren.
4. Tussentijds voorlezen en redigeren in teams (Duur ± 5 minuten / 50 minuten)
In toepassing van de werkstructuur in het onderwijs wordt er altijd aandacht besteed aan het herlezen en herschrijven van de tekst. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden:
- zelfstandig redigeren
- in tweetallen redigeren, een lichte variant en een intensievere variant
- klassikaal behandelen van een tekst
- editing bureau
5. Text in het net schrijven (Duur ± 5 minuten)
De teksten in het klad worden door de deelnemers overgenomen in het net op het speciaal daarvoor bestemde drieluik antwoordblad dat iedere deelnemer heeft voor het werk in het net.
Voorbereiden
- Papier (Voorbereid naar uiteindelijke presentatie vorm.)
- Drieluik antwoordblad middendeel.
Beeld maken (Duur ± 10 minuten / hele groep)
Tekening (Duur ± 10 minuten / hele groep)
Tekening maken met zwarte pen in het vierkant in het centrum van het drieluikblad
De docent instrueert de leerlingen om hun lichaam te tekenen en om een vorm te bedenken waarmee ze in beeld kunt uitdrukken hoe hun lichaam hen verraste.
Suggestie: Met één kleur markeer /benadruk je dat gedeelte van je lichaam dat je verraste.
Of instructie bij het alternatief: teken degene die zich heeft bezeerd. Met één kleur markeer je dat gedeelte van het lichaam waar het pijn deed.
De opdracht om een beeld te maken wordt meestal gegeven aan het einde van de opdrachten gericht op het verbinden van oude en nieuwe kennis met een verwerkingsvorm. Dat zijn meestal zeer cognitieve activiteiten en het maken van het beeld is dan een ontspannende taak die ruimte biedt.
Beeldpresentatie (Thuis aantal uren inplannen / in teams)
In teams een beeldpresentatie maken over het besproken werk of een deelaspect van het werk van de schrijver. De opdracht klein houden gericht op een detail wat in beeld wordt uitgewerkt is ook een optie. De vorm waar in gewerkt wordt kan ook per team verschillen. De docent maakt hierin een keuze eventueel in overleg met de leerlingen. Het kan bijvoorbeeld zijn; een prezi, stop motion, fotocollage digitaal of met het gebruik van andere digitale tools. Een beeld van deze digitale beeldopdracht kan worden toegevoegd als illustratie bij het drieluik, de tekening wordt dan overgeslagen.
Kennis bij de les Waar je bereid bent om te sterven
Lezen
Vragen en ordenen
Kennis toevoegen / onderzoeken
Stijlvorm, het interview
Tussentijds presenteren
Aan het einde van de opdrachten die zijn gericht op het inventariseren, onderzoeken en versterken van de kennis kunnen de leerlingen een korte presentatie
Actie bij de les Waar je bereid bent om te sterven
Samenhang
Aan het einde van de opdrachten die zijn gericht op het inventariseren, onderzoeken en versterken van de kennis kunnen de leerlingen een korte presentatie