Zelf lessen maken
Zelf lessen maken op basis van de bouwstenen van Laat Je Zien
Leuk dat je nieuwsgierig bent naar het maken van lessen met de methodologie Laat Je Zien.
Voor het maken van een eigen les wordt de aanspreekvorm ‘je’ en we schrijven alsof er iemand tegen je spreekt. Als er een voorbeeld nodig is, komt deze uit de lessenreeks Beter Verwoorden. In Laat Je Zien speelt het vragen stellen een grote rol. Daarom gaan we bij het lessen maken uit van vragen die we ons stellen en die u als gebruiker waarschijnlijk ook heeft. Als u vragen heeft die hier niet gesteld worden, neem dan contact met ons op. Uw vragen zijn voor ons belangrijk en interessant. Zo leren we meer en meer.
De bouwstenen zijn in het kort:
- Een fysieke componenten en een spel element;
- De persoonlijke ervaring;
- Bestaande kennis inventariseren en ordenen;
- Nieuwe kennis toevoegen;
- Combineren en Toepassingen voor de praktijk ontwikkelen;
- Praktijk;
- Evaluatie en reflectie.
Hoe kan je iedere bouwsteen vormgeven? Welke keuzes kan je maken? Via de onderstaande vragen wordt hier uit de doeken gedaan hoe Laat Je Zien dit vorm geeft.
Hoe kun je beginnen?
- Vanuit jezelf;
- Vanuit een leerling;
- Vanuit geplande lesstof.
Vanuit geplande lesstof lijkt de snelste weg maar is dat zeker niet. Alle drie de startpunten kunnen leiden tot net zo een boeiende en zinvolle les waarbij de kennis waarmee leerlingen bekend moeten worden aan bod kan komen in allerlei vormen.
Wat vindt ik, als docent, leuk en belangrijk om met mijn leerlingen te delen?
Bijvoorbeeld: Zintuig beleving, waarnemen, spel ...
Waar hebben mijn leerlingen het over? Wat houdt hen bezig?
Bijvoorbeeld: Onderling kletsen en lekker eten, sport, spel alles met de telefoon in de hand ...
Wat staat er op de planning?
Bijvoorbeeld: Kennis over dichtvormen ...
Is er een onderwerp waarbij ik deze drie belangstellingen aan elkaar kan knopen zodat er in de les aandacht is voor elk aspect?
Eigenlijk kun je daar drie overzichtjes, lijstjes, van maken. Vanzelf komt er dan meestal een onderwerp naar voren waar je aan de slag kunt gaan. Ook heb je al een idee over de stof die later aan bod kan komen.
Voorbeeld voor thema’s passend bij de bovenstaande associaties
Fruit
Dieren
... etc
Keuze voorbeeld: Fruit
Nu je het onderwerp kent komt de volgende vraag.
Wat wordt mijn invalshoek?
Ieder onderwerp kan vanuit verschillende invalshoeken worden benaderd. Welke je kiest is afhankelijk van je leerdoelen en je leerlingen populatie. Door jezelf te bevragen en te kijken naar je associatieve lijstjes vind je de richting.
Voorbeeld: Fruit
Wat wil je er mee bereiken bij je leerlingen
Voorbeeld mogelijkheden:
Zintuigen ervaring en kennis
Kennis over planten taxonomie
Lyriek over zintuiglijke beleving delen, dichtkunst of beschrijvend proza
In dit voorbeeld kiezen we de laatste, dichtkunst.
Welke korte fysieke dynamieken kies ik om mee op te starten?
Welk doel heb je met je les?welk doel op dit moment met je leerlingen? Lang, kort termijn indachtig... Kennen ze elkaar redelijk? Hebben de leerlingen steun nodig bij verbinding met elkaar? Wie wil je met wie laten werken? Is de energie laag in de groep of juist hoog? Is er behoefte aan extra focus? Is het mogelijk een brug te slaan naar de ervaringen die je gaat ophalen bij de leerlingen? Wil je dat de meer fysiek gerichte activiteiten de zintuigen prikkelen? Wil je dat de leerlingen focus versterken? Welke oefening brengt de focus van de leerlingen naar elkaar en de inhoud die aan bod gaat komen? Dit soort vragen helpen bij het kiezen van de oefeningen.
Voorbeeld Bij de les fruit is gekozen voor deze twee dynamieken: Fruitspel Energiek, beweeglijk, verbindend, concentratie en plezier.
Fruit: proeven en woorden Beschrijven en raden Proeven, blind en iedereen Benoemen van wat je proeft