Organisatie
Organización en un grupo
De methodologie Laat Je Zien biedt een heldere structuur waarin plaats is voor wisselende inhoud op maat van iedere deelnemer en passend bij de leerdoelen uit de methode waar de docent mee werkt. Het belang van een heldere structuur, goede afspraken en een heldere consequente evenwichtige houding van de docent draagt daaraan bij.
Dat blijkt ook uit onderzoek dat vanaf 1970 door Jacob Kounin is gedaan naar het functioneren en organiseren van een groep en de bijdrage daarvan aan het leerproces van deelnemers. Op basis van zijn onderzoek komt Kounin tot vijf aspecten waar een docent aandacht aan kan besteden om zijn lessen en het lesgeven effectiever te laten zijn voor de deelnemers.
Door aandacht te geven aan deze vijf aspecten kan de docent de effectiviteit van haar/zijn lesgeven verbeteren en storingen in de les vermijden:
1. De docent is aanwezig in het moment.
De docent is alert aanwezig en kan zo verloren aandacht van deelnemers opvangen en ziet waar de bron is van onrust en speelt daar op in voordat deze onrust de sfeer in de groep bepaald en het leren onderbreekt. Het doel is om situaties voor te zijn.
2. Twee sporen beleid van Kounin.
De docent kan diverse taken kort na elkaar of bijna simultaan uitvoeren. Bijvoorbeeld er is sprake van tweesporenbeleid als de docent aan de ene kant actief kennis overdraagt en tegelijkertijd ook het groepsproces reguleert. Dit betekent dat de docent kennis overdraagt maar ook in de gaten houdt of de kennis op de bedoelde wijze aankomt bij de deelnemers. De docent maakt telkens een evaluatie van de aansluiting van de deelnemers en stuurt hierop bij.
3. De continuïteit en het ritme van de les.
Met deze twee instrumenten kan de docent de les besturen; zij kunnen worden voorbereid. In de werkstructuur van Laat Je Zien speelt de afwisseling en het tempo van opdrachten hier op in. Ook kan de docent altijd een fysieke oefening inzetten om de energie van de groep in overeenstemming te brengen met de aandacht die nodig is. Ontspanning voor inspanning.
4. Delegeren van verantwoordelijkheden.
De docent kan zijn doeltreffendheid vergroten door de deelnemers verantwoordelijkheden te geven die aansluiten bij hun gedrag en leerniveau. Door verrassend te zijn met vragen en tempo houdt de docent de deelnemers bij de les.
5. Zorgen voor voldoende uitdaging en afwisseling.
De activiteiten mogen zijn noch te makkelijk noch te moeilijk zijn omdat in beide gevallen deelnemers hun aandacht verliezen en minder goed kunnen werken. De opdrachten die de docent geeft zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de gestelde leerdoelen, de kennis die al bij de deelnemers aanwezig is en de tijd die nodig is om kennis te delen en nieuwe kennis te verwerven. Daarnaast zorgt de docent voor extra opdrachten voor deelnemers die eerdere taken sneller af hebben.
Tot slot zorgt de docent ervoor dat het lesruimte effectief is ingericht: het straalt rust uit, loopwegen moeten logisch en makkelijk begaanbaar zijn, materialen worden geordend aangeboden, er is een duidelijke organisatie van activiteiten, de docent is goed vindbaar en er is voldoende uitdaging zijn voor de leerlingen. Afhankelijk van de setting en de deelnemers is het raadzaam gebruik te maken van pictogrammen die als dat mogelijk is samen met de deelnemers gemaakt kunnen worden.