Laat Je Zien: Stap 2 Vragen

Revisión del 17:32 25 nov 2019 de Marianne (discusión | contribs.)
(difs.) ← Revisión anterior | Revisión actual (difs.) | Revisión siguiente → (difs.)


Drieluik Stap 2A

Kenniskant - Vragen & Verdiepen


Vragen stellen aan jezelf en elkaar; bestaande kennis ophalen


De stap van de eigen ervaring naar de kennis activeren en verdiepen gebeurt in de methodologie Laat Je Zien vaak aan de hand van vragen. Dit is een bewuste keuze. Vragen stellen is onderdeel van onderzoeken. Je kunt onderzoek doen door jezelf vragen te stellen, anderen vragen te stellen en op zoek te gaan naar antwoorden op vragen. Zo ervaar je dat iedere vraag leidt tot een nieuwe vraag en dat antwoorden vaak tijdelijk geldig zijn. Dit alles ervaren de leerlingen op een gestructureerde manier waarbij ruimte is voor vragen over de noodzaak van bepaalde kennis en de toepasbaarheid in de toekomst. Zo wordt het leren ingebed in een grotere context.

Het doel is een proces in gang te zetten waarbij nieuwsgierigheid en intrinsieke motivatie de motor zijn van ontwikkeling en groei. Daarbij krijgt iedereen een overzicht van de aspecten van het onderwerp/thema. Tevens zorgt dit voor teambuilding omdat de leerlingen zich bewust worden van welke expertise bij wie in huis is en leren op elkaar vertrouwen door de wijze waarop deze expertise beschikbaar wordt gemaakt.

Uitleg Vragen

De stap van de eigen ervaring naar de kennis activeren en verdiepen gebeurt in de lesmethode van Laat Je Zien vaak aan de hand van vragen. Dit is een bewuste keuze. Vragen stellen is onderdeel van onderzoeken. Je kunt onderzoek doen door jezelf vragen stellen, anderen vragen te stellen, opzoek te gaan naar antwoorden op vragen. Kennis en ervaringen zoeken zodat je inzicht krijgt in de thema’s waar de vragen over gaan. Dit is een proces aanzetten in de deelnemers waarbij ontwikkeling en groei samengaan met willen weten en kennis vergroten.

De basis is wat deelnemers al weten. Deze voorkennis brengt de docent in kaart door activeringsvragen: bedoelt om de deelnemers bewust te maken over hetgeen ze weten over een bepaald onderwerp, of wat ze daar misschien graag over willen weten. De antwoorden van de deelnemers op de vragen kunnen worden ondergebracht in een woordspin. Zo krijgt iedereen een overzicht van de verschillende aspecten van het onderwerp/thema.

Vervolgens kan de docent vragen voorbereiden om verder te verdiepen. Ook kan de docent zo bepalen welke aspecten van een bepaald onderwerp in ieder geval onder de aandacht komen. De deelnemers kunnen bij deze activiteiten werken in teams van twee, grotere groepjes of zelfstandig, de docent kijkt waar de deelnemers op dat moment het beste resultaat mee kunnen behalen.

Uitgaande van de aanwezige kennis biedt je als docent nieuwe kennis en inzichten aan. De vaardigheden voor het doen van onderzoek worden tegelijkertijd aangeleerd en geoefend. De deelnemers gaan met deze tools aan de slag om nader onderzoek te doen en hun kennis te verdiepen. Hiervan maken ze een verslag (digitaal of in een andere vorm), dit kan worden gedeeld als opmaat voor de volgende fase: de actie. Een documentaire kan ook een mooie opmaat zijn naar de volgende fase.


Lezen: Thuisopdracht (Duur 15 minuten of meer)

In deze lessenserie waarbij lezen een hoofddoel doel is, is het startpunt een tekst van Arnon Grunberg die passend is bij het thema van de eigen ervaring. De tekst van Arnon Grunberg kan ook van een andere schrijver gekozen worden. Deze lessenserie is een voorbeeld. Bij de keuze van het leesfragment is het belangrijk rekening te houden met het niveau van de leerlingen. Het is mogelijk de opdracht aan te passen aan de individuele niveau's van de leerlingen in een groep. Bij het analyseren en ordenen is het wel belangrijk dat het thema dat uit de gelezen tekst naar voren komt voor alle leerlingen gelijk is. Vaak is de keuze voor een kort verhaal, een hoofdstuk of een fragment uit een roman vanzelfsprekender dan een hele roman maar dat laatste kan ook. Bij het maken van teams daarna kan de docent ervoor kiezen de niveau's de mengen. De overweging is dat de verschillen in gesprek overbrugbaar moeten zijn in de teams. In principe werken ze samen en is het overbruggen van lees- en begripsniveau mits niet te uiteenlopend een mooie oefening in sociale vaardigheden.

In tweetallen analyseren en ordenen (Duur ±5 minuten)

De docent maakt tweetallen. Afhankelijk van het niveau van de leerlingen kan de docent ervoor kiezen om op een flip-over of Digibord al een aantal elementen of aspecten te noemen waarop gelet kan gaan worden. Dit alleen doen als de groep het nodig heeft.
Daarna legt de docent uit dat eerst nummer 1 van het tweetal zijn juist geschreven verhaal voorleest. De ander luistert en richt zijn/haar aandacht op de elementen in de ervaring die van belang kunnen zijn voor het thema dat aan de orde is. Het voorlezen helpt leerlingen namelijk om met een speciale opgegeven focus naar de tekst te luisteren, waardoor zij de tekst beter kunnen analyseren. Na het lezen geeft de luisteraar aan welke aspecten hij van het thema dat aan de orde is, is tegengekomen. Deze aspecten worden opgeschreven. Tegelijkertijd is dit een training in het verdiepend luisteren naar de eigen ervaring van je teamgenoot.

Voorbeeld: de docent geeft een analyse opdracht die past bij het thema en kan daarmee de focus bepalen.
‘Wat in het verhaal van je teamgenoot doet je denken aan de tekst die hebt gelezen?’ ‘Welke aspecten of elementen kun je noemen?’ Met deze opdracht in gedachten lezen de leerlingen de zojuist geschreven teksten aan elkaar voor. Ze schrijven hun antwoorden op het antwoordformulier van de betreffende tekst.

Ordenen in de groep (Duur ±5 minuten)

Na het werken in tweetallen volgt de groepsactiviteit. De docent vraagt de leerlingen een voor een de elementen die ze genoteerd hebben op te noemen en aan de woordspin op het bord of de flap-over op te schrijven. Ook kan de docent het opschrijven aan een van de leerlingen uit besteden of het zelf doen. Waar de docent voor kiest is afhankelijk van wat hij wil stimuleren:

  • Iedere leerling komt naar voren en voegt zijn eigen element toe, zo is iedereen betrokken in gelijke mate.
  • Een leerling krijgt de verantwoordelijkheid de elementen die een voor een door de andere groepsleden worden genoemd in de woordspin op te nemen. Zo krijgt een van de leerlingen ervaring met de verantwoordelijkheid en het leiderschap wat daar bij komt kijken.
  • De docent kiest er voor de woordspin zelf te noteren en het proces zelf te leiden. Vaak een goede keuze bij de eerste bijeenkomst om de vorm van werken helder neer te zetten.


De docent kan de collectieve kennis in de woordspin ook gaan categoriseren naar aanleiding van prioriteiten van het thema die de docent aan de orde wil stellen. Bijvoorbeeld bij het thema ? kan de docent samen met de leerlingen de genoemde elementen ordenen naar de aspecten van het thema: ???? zelfvertrouwen, interactionele verhoudingen, sociale afhankelijkheid, controle versus vertrouwen en coping.

Het resultaat van de woordspin is dat de docent en de leerlingen bewust worden van de collectieve kennis en ervaring die in de groep aanwezig is. Het wordt zichtbaar wat de leerlingen zelf al in huis hebben. Dit is een aanknopingspunt voor de docent om een keuze te maken welke extra kennis en informatie zij/hij de leerlingen gaat aanbieden met het oog op de doelen die zijn gesteld met betrekking tot de kennisverwerving van de leerlingen.

Voorbereiding

De docent leest zich in zodat zij/hij over voldoende parate kennis kan beschikken en maakt een hand-out voor de leerlingen. Ook kan de docent vragen voorbereiden om verder te verdiepen, namelijk activeringsvragen. De docent bepaalt hiermee welke aspecten van het onderwerp in ieder geval onder de aandacht worden gebracht. De docent moedigt ook de leerlingen aan om vragen te formuleren over wat ze meer willen weten over het thema. Deze vragen worden in acht genomen bij de verdiepingsopdrachten in Stap 2B Kenniskant van het Drieluik.


Plantilla:Leesserie
Plantilla:BV0


Categorie:Theorie Methodologie Laat Je Zien