EE BV1: verschil tussen versies

Regel 8: Regel 8:
 
<br>
 
<br>
 
<h5>'''Vooraf'''</h5>
 
<h5>'''Vooraf'''</h5>
Stoelen staan in een kring en iedereen zit. Iedereen kent de omgangsvormen: Degene die vertelt wordt niet onderbroken. Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld. Geen commentaar op elkaar.
+
De deelnemers zitten in een kring. Iedereen kent de omgangsvormen: degene die aan het woord is wordt niet onderbroken. Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld. Geen commentaar op elkaar.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
Regel 15: Regel 15:
 
   <div class="mw-collapsible-content">
 
   <div class="mw-collapsible-content">
 
<h4>'''Vertellen Eigen Ervaring'''</h4>
 
<h4>'''Vertellen Eigen Ervaring'''</h4>
<h5>Duur ± 5-7 minuten / de hele groep
+
<h5>Duur: ± 5-7 minuten/ Hele groep
<h5>'''Instructie voor de deelnemers'''</h5>
+
<h5>'''Instructie'''</h5>
De docent vertelt over een keer dat hij iets beleefd heeft met fruit vragen worden gesteld(*) – daarna stelt de docent de verbindingsvraag aan de deelnemers of ze kunnen vertellen over een keer dat ze iets beleefden met fruit. Twee deelnemers komen aan de beurt. Het is als model en opwarmer bedoeld naast dat het voor de verteller een oefening is. Het is vrijwillig.
+
De docent vertelt over een keer dat hij iets beleefd heeft met fruit; er kunnen vragen worden gesteld*. Daarna stelt de docent de verbindingsvraag: of er deelnemers zijn die willen vertellen over een keer dat ze iets beleefden met fruit. Er komen twee deelnemers aan de beurt. Het is bedoeld als voorbeeld en als opwarmer, en het is voor de vertellers bovendien een goede oefening.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
Als de docent merkt dat deelnemers nog geen aansluiting hebben kun zij/hij nog een tweede ervaring vertellen waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken om aan te denken bij het herinneren van iets wat je hebt meegemaakt, creëert ruimte. Op deze manier kan de docent het vertellen toegankelijk maken voor de deelnemers.
+
Als de docent merkt dat sommige deelnemers nog geen aansluiting hebben kan zij over een tweede ervaring vertellen, waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken creëert ruimte en kan de deelnemers op ideeën brengen. Op deze manier kan de docent het vertellen laagdrempeliger maken voor de deelnemers.
 
<br>
 
<br>
De docent kan ook het proces van vertellen bij sturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen. Bijvoorbeeld: kan je vertellen over een keer dat fruit proefde dat je niet eerder had gegeten? Het maakt het specifieker dat helpt soms om ervaringen te herinneren.
+
De docent kan het vertelproces bijsturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen. Bijvoorbeeld: Kun je vertellen over een keer dat je fruit proefde dat je niet eerder had gegeten? Dit soort specifieke vragen helpen de deelnemers soms om zich ervaringen te herinneren.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
(*)De deelnemers krijgen de gelegenheid verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.  
+
(*)De deelnemers krijgen de gelegenheid verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.  
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
* De docent bereidt zijn eigen ervaring voor en de verbindingsvraag.
+
* De docent bereidt zijn eigen ervaring en de verbindingsvraag voor.
* De docent bedenkt van te voren een aantal invalshoeken die passen bij het onderwerp waarmee de deelnemers verder aan de slag gaan.
+
* De docent bedenkt van te voren een aantal invalshoeken die passen bij het onderwerp, waarmee de deelnemers vervolgens aan de slag gaan.
 
<br>
 
<br>
 
<h4>'''Lijstje maken en kiezen'''</h4>
 
<h4>'''Lijstje maken en kiezen'''</h4>
<h5>Duur ± 5 minuten / de hele groep</h5>
+
<h5>Duur: ± 5 minuten/ Hele groep</h5>
<h5>'''Instructie voor de deelnemers'''</h5>
+
<h5>'''Instructie'''</h5>
Alle deelnemers krijgen een klein papiertje om een lijstje te maken van drie verschillende ervaringen die ze hebben gehad met fruit. Na het maken van het lijstje kiezen ze de ervaring die ze gaan delen. De deelnemers worden verdeeld in teams van twee (nr. 1 en nr. 2)
+
Alle deelnemers krijgen een papiertje om een lijstje te maken van drie verschillende ervaringen die ze hebben gehad met fruit. Na het maken van het lijstje kiezen ze de ervaring die ze gaan delen.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
Het gaat om drie of twee ervaringen die ze zich helder en goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding (1:2:3). Het lijstje is privé. Ze kiezen de ervaring waarbij ze zich comfortabel voelen om hem te delen met de groep en die ze zich nog goed met details herinneren.
+
Het gaat om twee of drie ervaringen die ze zich goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding (1:2:3). Het lijstje is privé. Ze kiezen één ervaring uit die ze bereid zijn met de groep te delen en die ze zich helder voor de geest kunnen halen.
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
* Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes).
+
* Elke deelnemer een half A6-je (zonder lijntjes).
 
* Eén zwarte pen per deelnemer.
 
* Eén zwarte pen per deelnemer.
 
<br>
 
<br>
 
<h4>'''Twee aan twee vertellen'''</h4>
 
<h4>'''Twee aan twee vertellen'''</h4>
<h5>Duur ± 6 á 10 minuten / Tweetallen
+
<h5>Duur: ± 6 á 10 minuten/ Tweetallen
<h5>'''Instructie voor de deelnemers'''</h5>
+
<h5>'''Instructie'''</h5>
De deelnemers werken in teams van twee en vertellen aan elkaar een voor een de door henzelf gekozen ervaring.
+
De docent verdeelt de deelnemers in teams van twee en geeft aan welke deelnemer nummer één is en welke deelnemer nummer twee. Bij een oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan de teams aan de slag.
De docent deelt de deelnemers in, in teams van twee, en geeft aan welke deelnemer één is en welke deelnemer twee. Bij oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan ze aan de slag in hun team. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen, alleen als de deelnemers moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden.
 
 
<br>
 
<br>
 +
<br>
 +
De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen hun vragen pas aan het einde. Dat is van belang, want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen er gesteld mogen worden, alleen als de deelnemers hier moeite mee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om aandacht te besteden aan wat voor vragen er gesteld kunnen worden.
 
<br>
 
<br>
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 á 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje etc.) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie begeleiden en iets meer tijd geven.
+
<br>
Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
+
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 à 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje et cetera) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie zal iets meer begeleiding en tijd nodig hebben. Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
 
* Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
 
* Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
* Vraag door over iets waar je nog meer van wilt weten.
+
* Vraag door over iets waar je nog meer over wilt weten.
* Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarneming (reuk, zien, horen, voelen, proeven).
+
* Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarnemingen (ruiken, zien, horen, voelen, proeven).
* De docent kan ook aangeven dat de deelnemers minimaal twee a drie open vragen stellen.
+
* De docent kan ook aangeven dat de deelnemers minimaal twee à drie open vragen moeten stellen.
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
* Belletjes, of ander instrument dat geluid maakt.
+
* Belletjes of een ander instrument dat geluid maakt.
 
* Bord of flip-over.
 
* Bord of flip-over.
* Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent bij het binnenkomen van de les of vooraf aan deze activiteit de deelnemers bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken en dan degene die het papiertje heeft met dezelfde kleur te zoeken, samen vormen deze twee een team. Het kan ook gedaan worden door de verjaardagen na te gaan en dan opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
+
* Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent de deelnemers bij het binnenkomen of voorafgaand aan deze activiteit bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken, waarna degenen met dezelfde kleur samen een team vormen. Een andere manier is deelnemers met opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
 
     </div>
 
     </div>
 
</div>
 
</div>
Regel 63: Regel 64:
 
<h3>'''2. Schrijven'''</h3>
 
<h3>'''2. Schrijven'''</h3>
 
   <div class="mw-collapsible-content">
 
   <div class="mw-collapsible-content">
Na het vertellen van de eigen ervaring gaan de deelnemers een klad versie schrijven van hun verhaal.
+
Na het vertellen over de eigen ervaring gaan de deelnemers een kladversie schrijven van hun verhaal.<br>
Nadat de kladversie is geschreven heeft de docent de keuze om de les te onderbreken, de verhalen van deelnemers staan nu op papier en kunnen niet meer verloren gaan. In de serie Beter Verwoorden gaan de deelnemers na het schrijven in klad verder met verdiepingsactiviteiten en keren later terug om hun tekst bij te werken en in het net te schrijven op de nette pagina voor het boekje.
+
Nadat de kladversie is geschreven heeft de docent de keuze om de les te onderbreken, de verhalen van deelnemers staan nu op papier en kunnen niet meer verloren gaan. In de serie Beter Verwoorden gaan de deelnemers na het schrijven in klad verder met verdiepingsactiviteiten en keren later terug om hun tekst bij te werken en in het net te schrijven in het boekje.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<h4>'''Kladversie'''</h4>
 
<h4>'''Kladversie'''</h4>
<h5>Duur ± 5 minuten / Individueel</h5>
+
<h5>Duur: ± 5 minuten/ Individueel</h5>
<h5>'''Instructie voor de deelnemers'''</h5>
+
<h5>'''Instructie'''</h5>
Schrijf nu je verhaal op zoals je het hebt verteld aan je teamgenoot. Je gaat na of je de dingen die je extra vertelde naar aanleiding van de vragen van je gesprekspartner in je verhaal kunt opnemen. Je gaat de eerste versie van je tekst opschrijven. Als je vragen hebt, laat het even weten<small>**</small>.
+
Schrijf nu je verhaal op zoals je het hebt verteld aan je teamgenoot. Je gaat na of je de dingen die je vertelde naar aanleiding van de vragen van je gesprekspartner in je verhaal kunt opnemen. Je gaat de eerste versie van je tekst opschrijven. Als je vragen hebt, laat het even weten<small>**</small>.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>

Versie van 18 nov 2020 01:01

naar hoofdmenunaarnaarnaarnaarnaarnaarnaar Fysieke activiteitnaar Vertellen en luisterennaar Vragen stellennaar RedigerennaarBV1.jpeg

Beter Verwoorden 1 Fruit

Eigen ervaring


Vooraf

De deelnemers zitten in een kring. Iedereen kent de omgangsvormen: degene die aan het woord is wordt niet onderbroken. Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld. Geen commentaar op elkaar.

1. Vertellen

Vertellen Eigen Ervaring

Duur: ± 5-7 minuten/ Hele groep
Instructie

De docent vertelt over een keer dat hij iets beleefd heeft met fruit; er kunnen vragen worden gesteld*. Daarna stelt de docent de verbindingsvraag: of er deelnemers zijn die willen vertellen over een keer dat ze iets beleefden met fruit. Er komen twee deelnemers aan de beurt. Het is bedoeld als voorbeeld en als opwarmer, en het is voor de vertellers bovendien een goede oefening.

Als de docent merkt dat sommige deelnemers nog geen aansluiting hebben kan zij over een tweede ervaring vertellen, waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken creëert ruimte en kan de deelnemers op ideeën brengen. Op deze manier kan de docent het vertellen laagdrempeliger maken voor de deelnemers.
De docent kan het vertelproces bijsturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen. Bijvoorbeeld: Kun je vertellen over een keer dat je fruit proefde dat je niet eerder had gegeten? Dit soort specifieke vragen helpen de deelnemers soms om zich ervaringen te herinneren.

(*)De deelnemers krijgen de gelegenheid verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.

Voorbereiden
  • De docent bereidt zijn eigen ervaring en de verbindingsvraag voor.
  • De docent bedenkt van te voren een aantal invalshoeken die passen bij het onderwerp, waarmee de deelnemers vervolgens aan de slag gaan.


Lijstje maken en kiezen

Duur: ± 5 minuten/ Hele groep
Instructie

Alle deelnemers krijgen een papiertje om een lijstje te maken van drie verschillende ervaringen die ze hebben gehad met fruit. Na het maken van het lijstje kiezen ze de ervaring die ze gaan delen.

Het gaat om twee of drie ervaringen die ze zich goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding (1:2:3). Het lijstje is privé. Ze kiezen één ervaring uit die ze bereid zijn met de groep te delen en die ze zich helder voor de geest kunnen halen.

Voorbereiden
  • Elke deelnemer een half A6-je (zonder lijntjes).
  • Eén zwarte pen per deelnemer.


Twee aan twee vertellen

Duur: ± 6 á 10 minuten/ Tweetallen
Instructie

De docent verdeelt de deelnemers in teams van twee en geeft aan welke deelnemer nummer één is en welke deelnemer nummer twee. Bij een oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan de teams aan de slag.

De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen hun vragen pas aan het einde. Dat is van belang, want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen er gesteld mogen worden, alleen als de deelnemers hier moeite mee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om aandacht te besteden aan wat voor vragen er gesteld kunnen worden.

Na een vooraf vastgestelde tijd (3 à 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje et cetera) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie zal iets meer begeleiding en tijd nodig hebben. Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:

  • Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
  • Vraag door over iets waar je nog meer over wilt weten.
  • Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarnemingen (ruiken, zien, horen, voelen, proeven).
  • De docent kan ook aangeven dat de deelnemers minimaal twee à drie open vragen moeten stellen.
Voorbereiden
  • Belletjes of een ander instrument dat geluid maakt.
  • Bord of flip-over.
  • Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent de deelnemers bij het binnenkomen of voorafgaand aan deze activiteit bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken, waarna degenen met dezelfde kleur samen een team vormen. Een andere manier is deelnemers met opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...

2. Schrijven

Na het vertellen over de eigen ervaring gaan de deelnemers een kladversie schrijven van hun verhaal.
Nadat de kladversie is geschreven heeft de docent de keuze om de les te onderbreken, de verhalen van deelnemers staan nu op papier en kunnen niet meer verloren gaan. In de serie Beter Verwoorden gaan de deelnemers na het schrijven in klad verder met verdiepingsactiviteiten en keren later terug om hun tekst bij te werken en in het net te schrijven in het boekje.

Kladversie

Duur: ± 5 minuten/ Individueel
Instructie

Schrijf nu je verhaal op zoals je het hebt verteld aan je teamgenoot. Je gaat na of je de dingen die je vertelde naar aanleiding van de vragen van je gesprekspartner in je verhaal kunt opnemen. Je gaat de eerste versie van je tekst opschrijven. Als je vragen hebt, laat het even weten**.

Tekst in het net (Duur ± 2x 10 minuten)

Tussentijds voorlezen in tweetal
Duur ± 10 minuten

In de lessenserie Beter Verwoorden is gekozen om de redactie te beperken tot het voorlezen in een tweetal. In de serie 9 X Grunberg staan onder redigeren diverse redactievormen beschreven.
Twee aan twee lezen de deelnemers elkaars tekst voor. De schrijver kan zo aandachtig luisteren en ervaren of zijn tekst qua ritme, zinsbouw en inhoud klopt. De lezer oefent zijn lezen (uitspraak, verstaanbaarheid en ritme). Daarna draaien de rollen om. Zo heeft iedereen zijn tekst gehoord, een voorbereiding op het redigeren. Bij het redigeren kunnen de deelnemers in hun team overleggen. Ze kunnen ook de docent benaderen met vragen. De docent schrijft antwoorden over spelling op het bord waardoor een klassikaal woordenboek ontstaat.

Als de groep meer gevorderd is kun je een ‘editing bureau’ opzetten. Een groep deelnemers checkt de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsopbouw. Ze verbeteren de tekst niet maar onderstrepen de woorden waar iets mee is. Elke week rouleert deze groep zodat iedereen aan bod komt.

Instructie het net
Duur ± 10 minuten

Nu je weet hoe je je tekst kunt aanpassen zodat hij beter kan worden begrepen door een lezer schrijf je je tekst nog een keer op. Je schrijft op het antwoordblad of op het speciaal daarvoor uitgereikte papier*. Schrijf je tekst nu precies onder het vierkant. Neem alle suggesties voor verbeteringen mee. Dit is de laatste versie van je tekst. Als je vragen hebt, laat het even weten**.

In het net schrijven is een training voor de deelnemer in precisie; het reflecteren op de kladversie, het verbeteren van woorden en zinsopbouw, het exact weergeven en een oefening voor de fijne motoriek. Het vergt concentratie op allerlei niveaus. De verhalen van de schrijvers krijgen zo de aandacht die ze verdienen.

Na het in het net schrijven van hun tekst gaan de deelnemers verder met maken van een beeld.

* Het papier waarop de tekst in het net geschreven wordt kan variëren afhankelijk van de presentatievorm. Het kan een antwoordblad-drieluik zijn of zoals in de serie Beter Verwoorden een A4 pagina voor in een boekje.
**Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.

3. Beeld

Beeld

Duur ± 10 minuten / Individueel

Er wordt getekend met een zwarte pen. De deelnemers tekenen de plek waar ze waren tijdens de gebeurtenis die ze hebben verteld. Als er meerdere plekken zijn, kiezen ze er eentje uit. Dan met een kleurstift tekenen ze in het groot de vrucht waarover ze hebben verteld eroverheen.

Als de pagina af is doen de deelnemers hem in hun boekje.