EE BV2: verschil tussen versies
Regel 21: | Regel 21: | ||
<div class="mw-collapsible-content"> | <div class="mw-collapsible-content"> | ||
<h5>Instructie</h5> | <h5>Instructie</h5> | ||
− | De docent vertelt over een keer dat hij zich heeft bezeerd; er kunnen vragen worden gesteld.(*) Daarna stelt de docent de verbindingsvraag: of er deelnemers die willen vertellen over een keer dat ze zich bezeerd hebben en hoe dat ging | + | De docent vertelt over een keer dat hij zich heeft bezeerd; er kunnen vragen worden gesteld.(*) Daarna stelt de docent de verbindingsvraag: of er deelnemers die willen vertellen over een keer dat ze zich bezeerd hebben en hoe dat ging. |
<br> | <br> | ||
<br> | <br> | ||
Regel 29: | Regel 29: | ||
Als de docent merkt dat sommige deelnemers nog geen aansluiting hebben kan zij/hij over een tweede ervaring vertellen, waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken om aan te denken bij het herinneren van iets wat je hebt meegemaakt, creëert ruimte en kan de deelnemers op ideeën brengen. Op deze manier kan de docent het vertellen laagdrempeliger maken voor de deelnemers. | Als de docent merkt dat sommige deelnemers nog geen aansluiting hebben kan zij/hij over een tweede ervaring vertellen, waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken om aan te denken bij het herinneren van iets wat je hebt meegemaakt, creëert ruimte en kan de deelnemers op ideeën brengen. Op deze manier kan de docent het vertellen laagdrempeliger maken voor de deelnemers. | ||
<br> | <br> | ||
− | De docent kan het vertelproces bijsturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen. | + | De docent kan het vertelproces bijsturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen. Bijvoorbeeld voor diegenen die zich niet bezeerd hebben kan de vraag zijn, of ze kunnen vertellen over een keer dat ze iemand pijn gedaan hebben. |
<br> | <br> | ||
<br> | <br> |
Versie van 17 feb 2021 16:15
2 Bezeerd
Eigen Ervaring
Vooraf
Duur: ± 2 minuten/ Hele groep
De deelnemers zitten in een kring. Iedereen kent de omgangsvormen: degene die aan het woord is wordt niet onderbroken. Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld. Geen commentaar op elkaar.
1. Vertellen
Vertellen Eigen Ervaring
Duur: ± 5-7 minuten/ Hele groep
Instructie
De docent vertelt over een keer dat hij zich heeft bezeerd; er kunnen vragen worden gesteld.(*) Daarna stelt de docent de verbindingsvraag: of er deelnemers die willen vertellen over een keer dat ze zich bezeerd hebben en hoe dat ging.
Er komen twee deelnemers aan de beurt. Het is bedoeld als voorbeeld en als opwarmer; het brengt de luisteraars op ideeën en het is voor de vertellers bovendien een extra oefening.
Als de docent merkt dat sommige deelnemers nog geen aansluiting hebben kan zij/hij over een tweede ervaring vertellen, waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken om aan te denken bij het herinneren van iets wat je hebt meegemaakt, creëert ruimte en kan de deelnemers op ideeën brengen. Op deze manier kan de docent het vertellen laagdrempeliger maken voor de deelnemers.
De docent kan het vertelproces bijsturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen. Bijvoorbeeld voor diegenen die zich niet bezeerd hebben kan de vraag zijn, of ze kunnen vertellen over een keer dat ze iemand pijn gedaan hebben.
(*)De deelnemers krijgen de gelegenheid – verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.
Voorbereiden
- De docent bereidt zijn eigen ervaring en de verbindingsvraag voor.
- De docent bedenkt van te voren een aantal invalshoeken die passen bij het onderwerp waarmee de deelnemers vervolgens aan de slag gaan.
Lijstje maken en kiezen
Duur: ± 5 minuten/ Hele groep
Instructie
Alle deelnemers krijgen een klein papiertje om een lijstje te maken van verschillende gebeurtenissen waarbij ze zich bezeerd hebben. Minimaal één maar liever twee of drie. Na het maken van het lijstje kiezen ze de ervaring die ze gaan delen.
Het gaat om twee of drie ervaringen die ze zich helder en goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met voor elke herinnering een woord als aanduiding. Het lijstje is privé. Ze kiezen de ervaring die ze zich nog goed kunnen herinneren en waarbij ze zich comfortabel voelen om hem te delen met de groep.
Voorbereiden
- Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes).
- Eén zwarte pen per deelnemer.
Twee aan twee vertellen
Duur: ± 6 á 10 minuten/ Tweetallen
Instructie
De docent verdeelt de deelnemers in teams van twee en geeft aan welke deelnemer nummer één is en welke deelnemer nummer twee. Bij een oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan de teams aan de slag. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen hun vragen pas aan het einde. Dat is van belang, want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven.
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 à 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje etc.) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie zal iets meer begeleiding en tijd nodig hebben. Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
- Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
- Vraag door over iets waar je nog meer over wilt weten.
- Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarnemingen (ruiken, zien, horen, voelen, proeven).
- De docent kan ook aangeven dat de deelnemers minimaal twee a drie open vragen moeten stellen.
Het kan ook blijken dat het nodig is om samen met de deelnemers aandacht te besteden aan wat voor vragen er gesteld kunnen worden. Bij de instrumenten bij deze les worden verschillende typen vragen besproken.
Voorbereiden
- Belletjes of een ander instrument dat geluid maakt.
- Bord of flip-over.
- Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de begeleider de deelnemers bij het binnenkomen of voorafgaand aan deze activiteit bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken, waarna degenen met dezelfde kleur samen een team vormen. Een andere manier is deelnemers met opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
2. Schrijven
Na het vertellen over de eigen ervaring gaan de deelnemers een kladversie schrijven van hun verhaal.
Zodra de kladversie is geschreven heeft de docent de keuze om de les te onderbreken, de verhalen van deelnemers staan nu op papier en kunnen niet meer verloren gaan. In de serie Beter Verwoorden gaan de deelnemers na het schrijven in klad verder met verdiepingsactiviteiten en keren later terug om hun tekst bij te werken en in het net te schrijven in het boekje.
Kladversie
Duur: ± 5 minuten/ Individueel
Instructie
Schrijf nu je verhaal op zoals je het hebt verteld aan je teamgenoot. Je gaat na of je de dingen die je vertelde naar aanleiding van de vragen van je gesprekspartner in je verhaal kunt opnemen. Je gaat de eerste versie van je tekst opschrijven. Als je vragen hebt, laat het even weten**.
Tekst in het net
Duur: ± 2 x 10 minuten/ Tweetallen en individueel
Tussentijds voorlezen
Duur: ± 10 minuten/ Tweetallen
In de lessenserie Beter Verwoorden is gekozen voor de redactievorm waarbij de deelnemers in een tweetal elkaars teksten voorlezen. Als de docent meer tijd wil besteden aan spelling, zinsbouw en grammatica kan zij kiezen voor een uitgebreidere redactievorm, zie Instrumenten in het menu.
Instructie
Twee aan twee lezen de deelnemers elkaars tekst voor. De schrijver kan zo aandachtig luisteren en ervaren of zijn tekst qua ritme, zinsbouw en inhoud klopt. De lezer oefent zijn lezen (uitspraak, verstaanbaarheid en ritme). Daarna draaien de rollen om. Zo heeft iedereen zijn tekst gehoord, een voorbereiding op het redigeren. Bij het redigeren kunnen de deelnemers in hun team overleggen. Ze kunnen ook de docent benaderen met vragen. De docent schrijft antwoorden over spelling op het bord, waardoor een klassikaal woordenboek ontstaat.
Als de groep meer gevorderd is kun je een ‘editing bureau’ opzetten. Een groep deelnemers checkt de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsopbouw. Ze verbeteren de tekst niet maar onderstrepen de woorden waar iets mee is. Elke week rouleert deze groep, zodat iedereen aan bod komt.
In het net schrijven
Duur: ± 10 minuten/ Individueel
Instructie
Nu je weet hoe je je tekst kunt aanpassen zodat hij beter kan worden begrepen door een lezer schrijf je je tekst nog een keer op. Je schrijft op het antwoordblad of op het speciaal daarvoor uitgereikte papier.* Schrijf je tekst nu precies onder het kader. Neem alle suggesties voor verbeteringen mee. Dit is de laatste versie van je tekst. Als je vragen hebt, laat het even weten.**
In het net schrijven is een training in precisie: het reflecteren op de kladversie, het verbeteren van woorden en zinsopbouw en het oefenen van de fijne motoriek. Het vergt concentratie op allerlei niveaus. De verhalen van de schrijvers krijgen zo de aandacht die ze verdienen.
Na het in het net schrijven van hun tekst gaan de deelnemers verder met het maken van een beeld.
*
Het papier waarop de tekst in het net geschreven wordt kan variëren afhankelijk van de presentatievorm. In de serie Beter Verwoorden is gekozen voor een boekje op A4-formaat.
In een tweede instantie kunnen deze lessen ook worden uitgebreid met meer kennis, onderzoek en praktijk, daarvoor is er een drieluik-blad als presentatievorm(zie de voorbeelden).
**Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.
3. Beeld
Tekenen met pen
Duur: ± 10 minuten/ Individueel
Instructie
Teken degene die zich heeft bezeerd. Met één kleur markeer je dat gedeelte van je lichaam dat je bezeerd hebt.
Als de pagina af is doen de deelnemers hem in hun boekje.
Voorbereiden
- Elke deelnemer A4 blad met kader.
- Kleurstiften of potloden met een normale punt.
- Eén zwarte pen per deelnemer.