Opmaat BV9: verschil tussen versies
Regel 29: | Regel 29: | ||
<h5>'''''Improvisatie kring'''''</h5> | <h5>'''''Improvisatie kring'''''</h5> | ||
De docent vertelt dat ze samen ter plekke een verhaal gaan maken met stem en lichaam. De docent geeft een voorbeeld:<br> | De docent vertelt dat ze samen ter plekke een verhaal gaan maken met stem en lichaam. De docent geeft een voorbeeld:<br> | ||
− | De eerste | + | De eerste deelnemer visualiseert een grote dikke boom, de deelnemer rechts daarvan herhaalt de visualisatie van de boom en zegt dat naast een boom een heel klein kaboutervrouwtje zit op een paddenstoel, de derde deelnemer herhaalt de visualisatie van het kleine kaboutervrouwtje en vertelt dat zij heel HEEL erg aan het huilen was, zo erg dat er een zee van water ontstond. De docent begint de improvisatie met de boom en daarna mogen de deelnemers één voor één het verhaal aanvullen. |
<br> | <br> | ||
<br> | <br> |
Versie van 3 feb 2020 21:43
Opmaat - Les 9 - Dromen
Vooraf
Duur ± 2 minuten / de hele groep
De stoelen staan in een kring. Iedereen zit. Op het bord / flip-over staat de structuur van de les. De docent kan dit ook nog even bespreken.
Energieke Dynamiek
Duur ± 5 minuten / de hele groep
Associëren op muziek
De docent vraagt vijf deelnemers die het leuk vinden om het liedje dat ze hebben uitgekozen en meegebracht - waar ze op wegdromen - beschikbaar te stellen. Als docent start je met een eigen nummer. In de klas luister je met z’n allen naar de verschillende nummers. Na elk nummer schrijven de deelnemers hun associaties op. Vervolgens leest iedereen een woord voor uit zijn/haar associatie. Zo doe je alle nummers. Oefening in het los en vrij denken, dit kan aanzet geven tot nieuwsgierigheid.
Oefening in het los en vrij denken, dit kan aanzet geven tot nieuwsgierigheid. Bewustwording van verschillen in beleving tussen de deelnemers
Dynamiek passend bij het onderwerp
Duur ± 10 minuten / de hele groep
Improvisatie kring
De docent vertelt dat ze samen ter plekke een verhaal gaan maken met stem en lichaam. De docent geeft een voorbeeld:
De eerste deelnemer visualiseert een grote dikke boom, de deelnemer rechts daarvan herhaalt de visualisatie van de boom en zegt dat naast een boom een heel klein kaboutervrouwtje zit op een paddenstoel, de derde deelnemer herhaalt de visualisatie van het kleine kaboutervrouwtje en vertelt dat zij heel HEEL erg aan het huilen was, zo erg dat er een zee van water ontstond. De docent begint de improvisatie met de boom en daarna mogen de deelnemers één voor één het verhaal aanvullen.
In deze dynamiek wordt taal gebruikt, inlevingsvermogen, creativiteit, lef en concentratie. De docent kan tussendoor de visualisaties herhalen om de theatraliteit en daarmee de inleving en creativiteit te vergroten