ChecklistEE: verschil tussen versies
(7 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
+ | {{Kopweg}} | ||
<div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed" style="cursor:pointer; color:black" data-expandtext="+" data-collapsetext="-"> | <div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed" style="cursor:pointer; color:black" data-expandtext="+" data-collapsetext="-"> | ||
− | <h5>'''Checklist voor de docent bij het vertellen | + | <h5>'''Checklist voor de docent bij het vertellen over de eigen ervaring'''</h5> |
<div class="mw-collapsible-content"> | <div class="mw-collapsible-content"> | ||
− | + | De ervaring van de docent dient als voorbeeld voor de deelnemers. U kunt met uw eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat en hoe anderen gaan vertellen. Let daarom op de volgende aspecten bij het vertellen over die ervaring: | |
<br> | <br> | ||
<br> | <br> | ||
* Begin direct te vertellen, zonder te veel inleiding; | * Begin direct te vertellen, zonder te veel inleiding; | ||
− | |||
* Vertel precies en helder; | * Vertel precies en helder; | ||
* Zorg voor variatie in zinslengte en woordgebruik; | * Zorg voor variatie in zinslengte en woordgebruik; | ||
− | * Houd de | + | * Houd de begin-midden-eindstructuur in de gaten; |
* Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden u kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de deelnemers; | * Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden u kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de deelnemers; | ||
− | * Als er dialogen voorkomen in de ervaring kunt u die in uw vertelling opnemen; | + | * Als er dialogen voorkomen in de ervaring kunt u die ook in uw vertelling opnemen; |
− | * Neem in de beschrijving van uw ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen op; | + | * Neem details in uw vertelling op, waardoor uw ervaring meer tot de verbeelding spreekt; |
+ | * Neem in de beschrijving van uw ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen op; | ||
* Wees zo volledig mogelijk. Vertel bijvoorbeeld met wie en waar u was, wat er precies gebeurde, hoe dat ging, hoe u zich voelde en hoe anderen reageerden; | * Wees zo volledig mogelijk. Vertel bijvoorbeeld met wie en waar u was, wat er precies gebeurde, hoe dat ging, hoe u zich voelde en hoe anderen reageerden; | ||
* Stel uzelf vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?; | * Stel uzelf vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?; | ||
− | * Vertel uitsluitend een werkelijk gebeurde ervaring. | + | * Vertel uitsluitend over een werkelijk gebeurde ervaring. Plaats de ervaring niet langer terug dan drie maanden tot een jaar. Een uitzondering kunt u maken voor een thema als ''familie'', waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden; |
+ | * Houd in de gaten hoelang u bezig bent met vertellen; | ||
* Vermijd het samenvatten van het verhaal en geef geen conclusie; | * Vermijd het samenvatten van het verhaal en geef geen conclusie; | ||
− | * Oefen het vertellen van de eigen ervaring en het stellen van de verbindingsvraag met bijvoorbeeld een collega of vriend. Zie bij ''Instrumenten'': | + | * Oefen het vertellen van de eigen ervaring en het stellen van de verbindingsvraag met bijvoorbeeld een collega of vriend. Zie bij ''Instrumenten'': Vragen stellen - verbindingsvraag; |
− | * Zorg ervoor dat u zich bij het delen van | + | * Zorg ervoor dat u zich bij het delen van uw eigen ervaring alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat u op zo’n moment kennis overdraagt, omdat het puur gaat om iets wat u heeft beleefd en waarover u onbevangen vertelt. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen vertellen, zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om de gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van hun kennisniveau; |
* Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de deelnemers zich uiteindelijk toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de veiligheid die zo worden ervaren; | * Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de deelnemers zich uiteindelijk toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de veiligheid die zo worden ervaren; | ||
* Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Ga na één of twee verhalen in de kring met de volgende stap. | * Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Ga na één of twee verhalen in de kring met de volgende stap. |
Huidige versie van 13 feb 2021 om 09:54
Checklist voor de docent bij het vertellen over de eigen ervaring
De ervaring van de docent dient als voorbeeld voor de deelnemers. U kunt met uw eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat en hoe anderen gaan vertellen. Let daarom op de volgende aspecten bij het vertellen over die ervaring:
- Begin direct te vertellen, zonder te veel inleiding;
- Vertel precies en helder;
- Zorg voor variatie in zinslengte en woordgebruik;
- Houd de begin-midden-eindstructuur in de gaten;
- Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden u kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de deelnemers;
- Als er dialogen voorkomen in de ervaring kunt u die ook in uw vertelling opnemen;
- Neem details in uw vertelling op, waardoor uw ervaring meer tot de verbeelding spreekt;
- Neem in de beschrijving van uw ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen op;
- Wees zo volledig mogelijk. Vertel bijvoorbeeld met wie en waar u was, wat er precies gebeurde, hoe dat ging, hoe u zich voelde en hoe anderen reageerden;
- Stel uzelf vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?;
- Vertel uitsluitend over een werkelijk gebeurde ervaring. Plaats de ervaring niet langer terug dan drie maanden tot een jaar. Een uitzondering kunt u maken voor een thema als familie, waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden;
- Houd in de gaten hoelang u bezig bent met vertellen;
- Vermijd het samenvatten van het verhaal en geef geen conclusie;
- Oefen het vertellen van de eigen ervaring en het stellen van de verbindingsvraag met bijvoorbeeld een collega of vriend. Zie bij Instrumenten: Vragen stellen - verbindingsvraag;
- Zorg ervoor dat u zich bij het delen van uw eigen ervaring alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat u op zo’n moment kennis overdraagt, omdat het puur gaat om iets wat u heeft beleefd en waarover u onbevangen vertelt. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen vertellen, zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om de gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van hun kennisniveau;
- Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de deelnemers zich uiteindelijk toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de veiligheid die zo worden ervaren;
- Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Ga na één of twee verhalen in de kring met de volgende stap.