Sjabloon

ChecklistEE: verschil tussen versies

(Nieuwe pagina aangemaakt met '<div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed"> <h5>Checklist voor de docent bij het vertellen van de eigen ervaring</h5> <div class="mw-collapsible-content...')
 
 
(15 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
<div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed">
+
{{Kopweg}}
<h5>Checklist voor de docent bij het vertellen van de eigen ervaring</h5>
+
<div class="toccolours mw-collapsible mw-collapsed" style="cursor:pointer; color:black" data-expandtext="+" data-collapsetext="-">
 +
<h5>'''Checklist voor de docent bij het vertellen over de eigen ervaring'''</h5>
 
   <div class="mw-collapsible-content">
 
   <div class="mw-collapsible-content">
De docent is het model voor de deelnemers.
+
De ervaring van de docent dient als voorbeeld voor de deelnemers. U kunt met uw eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat en hoe anderen gaan vertellen. Let daarom op de volgende aspecten bij het vertellen over die ervaring:
* Houd de structuur begin-midden-eind in de gaten.
+
<br>
* Kies bewust uit de details die de ervaring kunnen kleuren. 
+
<br>
* Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden je kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de luisteraars.      
+
* Begin direct te vertellen, zonder te veel inleiding;
* Als er dialogen voorkomen in de ervaring kun je die ook vertellen.   
+
* Vertel precies en helder;
* Kies in de beschrijving van je ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen.   
+
* Zorg voor variatie in zinslengte en woordgebruik;
* Denk aan ordening; met wie was je, wat gebeurde er, waar was je, hoe ging het, wat gebeurde er precies, hoe voelde je je, hoe           reageerden anderen. Hierbij kun je ook denken aan het jezelf bevragen aan de hand van vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?)   
+
* Houd de begin-midden-eindstructuur in de gaten;
* Vermijd samenvatten en het geven van een conclusie.  
+
* Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden u kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de deelnemers;      
* Zorg dat je bij het delen van je eigen ervaring je alleen richt op het losmaken van de ervaringen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat je op zo’n moment kennis gaat toelichten, omdat het puur gaat om iets wat je beleefd hebt en dat je dat onbevangen vertelt. Dit is wat je ook van de deelnemers wil. Dat ze onbevangen vertellen zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van kennisniveau
+
* Als er dialogen voorkomen in de ervaring kunt u die ook in uw vertelling opnemen;
* Vertel uitsluitend een werkelijk gebeurde ervaring. Formuleer de ervaring zo, als iets wat onlangs, niet langer dan drie maanden tot een jaar geleden is gebeurd. Een uitzondering kun je maken voor een thema als familie waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden. Wees je bewust over de tijd waarin je je ervaring vertelt.
+
* Neem details in uw vertelling op, waardoor uw ervaring meer tot de verbeelding spreekt;
  </div>
+
* Neem in de beschrijving van uw ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen op;
</div>
+
* Wees zo volledig mogelijk. Vertel bijvoorbeeld met wie en waar u was, wat er precies gebeurde, hoe dat ging, hoe u zich voelde en hoe anderen reageerden;
 +
* Stel uzelf vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?;
 +
* Vertel uitsluitend over een werkelijk gebeurde ervaring. Plaats de ervaring niet langer terug dan drie maanden tot een jaar. Een uitzondering kunt u maken voor een thema als ''familie'', waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden;
 +
* Houd in de gaten hoelang u bezig bent met vertellen;
 +
* Vermijd het samenvatten van het verhaal en geef geen conclusie;
 +
* Oefen het vertellen van de eigen ervaring en het stellen van de verbindingsvraag met bijvoorbeeld een collega of vriend. Zie bij ''Instrumenten'': Vragen stellen - verbindingsvraag;
 +
* Zorg ervoor dat u zich bij het delen van uw eigen ervaring alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat u op zo’n moment kennis overdraagt, omdat het puur gaat om iets wat u heeft beleefd en waarover u onbevangen vertelt. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen vertellen, zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om de gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van hun kennisniveau;
 +
* Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de deelnemers zich uiteindelijk toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de veiligheid die zo worden ervaren;
 +
* Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Ga na één of twee verhalen in de kring met de volgende stap.

Huidige versie van 13 feb 2021 om 09:54

Checklist voor de docent bij het vertellen over de eigen ervaring

De ervaring van de docent dient als voorbeeld voor de deelnemers. U kunt met uw eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat en hoe anderen gaan vertellen. Let daarom op de volgende aspecten bij het vertellen over die ervaring:

  • Begin direct te vertellen, zonder te veel inleiding;
  • Vertel precies en helder;
  • Zorg voor variatie in zinslengte en woordgebruik;
  • Houd de begin-midden-eindstructuur in de gaten;
  • Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden u kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de deelnemers;
  • Als er dialogen voorkomen in de ervaring kunt u die ook in uw vertelling opnemen;
  • Neem details in uw vertelling op, waardoor uw ervaring meer tot de verbeelding spreekt;
  • Neem in de beschrijving van uw ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen op;
  • Wees zo volledig mogelijk. Vertel bijvoorbeeld met wie en waar u was, wat er precies gebeurde, hoe dat ging, hoe u zich voelde en hoe anderen reageerden;
  • Stel uzelf vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?;
  • Vertel uitsluitend over een werkelijk gebeurde ervaring. Plaats de ervaring niet langer terug dan drie maanden tot een jaar. Een uitzondering kunt u maken voor een thema als familie, waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden;
  • Houd in de gaten hoelang u bezig bent met vertellen;
  • Vermijd het samenvatten van het verhaal en geef geen conclusie;
  • Oefen het vertellen van de eigen ervaring en het stellen van de verbindingsvraag met bijvoorbeeld een collega of vriend. Zie bij Instrumenten: Vragen stellen - verbindingsvraag;
  • Zorg ervoor dat u zich bij het delen van uw eigen ervaring alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat u op zo’n moment kennis overdraagt, omdat het puur gaat om iets wat u heeft beleefd en waarover u onbevangen vertelt. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen vertellen, zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om de gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van hun kennisniveau;
  • Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de deelnemers zich uiteindelijk toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de veiligheid die zo worden ervaren;
  • Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Ga na één of twee verhalen in de kring met de volgende stap.