Vertellen K: verschil tussen versies

Regel 7: Regel 7:
 
<h3>'''Vertellen'''</h3>
 
<h3>'''Vertellen'''</h3>
 
<h4>'''Waar je volledige bezit in een kleine ''koffer'' past'''</h4>
 
<h4>'''Waar je volledige bezit in een kleine ''koffer'' past'''</h4>
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
 
Stoelen staan in een kring en iedereen zit. Iedereen kent de omgangsvormen: Degene die vertelt wordt niet onderbroken. Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld. Geen commentaar op elkaar.
 
<br>
 
<br>
 
<h4>'''Voorlezen'''</h4>
 
<h5>Duur ± 5 minuten / de hele groep</h5>
 
De kring start deze les met het voorlezen van de [[Koffer Column AG|Waar je volledige bezit in een kleine koffer past]] uit de bundel ''Thuis Ben Je'' van Arnon Grunberg. De schrijver geeft zich en laat een wereld van denken en beleven zien. Door het verwoorden van een eigen ervaring in aansluiting op de column wordt de relatie tussen de tekst van de schrijver en de ervaring van de verteller zichtbaar, in voelbaar. Zo kunnen deelnemers een verbinding ervaren met de schrijver en de docent.
 
<br>
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
 
De docent ontleent uit de column de invalshoek en zoekt een eigen ervaring die hierbij aansluit. Deze eigen ervaring houdt je klein (qua sfeer gemiddeld) en je kiest bewust welke details je wel en niet vertelt. De vorm die je kiest voor je eigen ervaring in combinatie met de column zijn het voorbeeld(model) dat een leidraad biedt voor de deelnemers).
 
<br>
 
<br>
 
<h4>'''Vertellen Eigen Ervaring'''</h4>
 
<h5>Duur ± 5-7 minuten / de hele groep</h5>
 
<h5>'''Instructie voor de deelnemers'''</h5>
 
De docent start en vertelt over een keer dat je je realiseerde dat je bezit - het hebben van iets - op gespannen voet stond met je beleving van vrijheid of je gevoel van vrijheid. De deelnemers krijgen de gelegenheid – verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.
 
<br>
 
<br>
 
Daarna stelt de docent de verbindingsvraag aan de deelnemers: Kun je vertellen over een keer dat je je realiseerde dat bezit - het hebben van iets -
 
op gespannen voet stond met je beleving van vrijheid of je gevoel van vrijheid?
 
<br>
 
<br>
 
In de vertelkring komen twee deelnemers komen aan de beurt, het is als model en opwarmer bedoeld naast dat het voor de verteller een oefening is. Het is vrijwillig.
 
<br>
 
Een manier om het proces van vertellen bij te sturen is het inzetten van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen.
 
Bijvoorbeeld: Kun je vertellen over een keer dat je merkte dat iets wat je bezit je belemmerde?
 
<br>
 
<br>
 
Als de docent merkt dat deelnemers nog geen aansluiting hebben kan zij/hij nog een tweede ervaring vertellen waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken om aan te denken bij het herinneren van iets wat je hebt meegemaakt, creëert ruimte. Op deze manier kan de docent het vertellen toegankelijk maken voor de deelnemers.
 
<br>
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
 
* De docent bereidt zijn eigen ervaring voor en de verbindingsvraag.
 
* De docent bedenkt van te voren een aantal invalshoeken die passen bij het onderwerp waarmee de deelnemers verder aan de slag gaan.
 
<br>
 
<h4>'''Lijstje maken en kiezen'''</h4>
 
<h5>Duur ± 5 minuten / de hele groep</h5>
 
<h5>'''Instructie voor de deelnemers'''</h5>
 
De docent vraagt de deelnemers om zich verschillende ervaringen te herinneren dat ze meemaakten dat ze dat een dier een vriend van ze werd ...
 
<br>
 
<br>
 
Het gaat om drie of twee ervaringen die ze zich helder en goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding (1:2:3). Het lijstje is privé. Ze kiezen de ervaring waarbij ze zich comfortabel voelen om hem te delen met de groep en die ze zich nog goed met details herinneren.
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
 
* Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes).
 
* Eén zwarte pen per deelnemer.
 
<br>
 
{{Vertellen}}
 
    </div>
 
</div>
 
{{#set: Theorie=Laat Je Zien|Module=Lees|Serie=9xGrunberg|Les={{BASEPAGENAME}}}}
 
 
 
 
 
<br>
 
<br>
 
{{Voor vertel}}
 
{{Voor vertel}}
Regel 66: Regel 14:
 
<h5>Duur: ± 5 minuten - Hele groep</h5>  
 
<h5>Duur: ± 5 minuten - Hele groep</h5>  
 
     <div class="mw-collapsible-content">
 
     <div class="mw-collapsible-content">
In de kring start deze les met het voorlezen van de column [[Gelukszoekers Column AG|Waar gelukszoekers jou zoeken]] uit de bundel ''Thuis Ben Je'' van Arnon Grunberg. De schrijver uit zich daarin en laat zo zijn denk- en beleefwereld zien. Door het verwoorden van een eigen ervaring in aansluiting op de column wordt de relatie tussen de tekst van de schrijver en de ervaring van de verteller zichtbaar en daarmee voelbaar. Zo kunnen deelnemers een verbinding ervaren met de schrijver en de docent.
+
In de kring start deze les met het voorlezen van de column [[Koffer Column AG|Waar je volledige bezit in een kleine koffer past]] uit de bundel ''Thuis Ben Je'' van Arnon Grunberg. De schrijver uit zich daarin en laat zo zijn denk- en beleefwereld zien. Door het verwoorden van een eigen ervaring in aansluiting op de column wordt de relatie tussen de tekst van de schrijver en de ervaring van de verteller zichtbaar en daarmee voelbaar. Zo kunnen deelnemers een verbinding ervaren met de schrijver en de docent.
 
<br>
 
<br>
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
Regel 78: Regel 26:
 
     <div class="mw-collapsible-content">
 
     <div class="mw-collapsible-content">
 
<h5>'''Instructie voor de deelnemers'''</h5>
 
<h5>'''Instructie voor de deelnemers'''</h5>
De docent start en vertelt over een keer dat hij/zij zich liet verleiden tot een compromis sluiten, of daar juist weerstand tegen heeft geboden. De deelnemers krijgen de gelegenheid om verduidelijkingsvragen te stellen: vragen over iets waar ze meer over willen weten of over iets wat ze nog niet helemaal duidelijk is.
+
De docent start en vertelt over een keer dat die zich realiseerde dat zijn/haar bezit - het hebben van iets - op gespannen voet stond met een gevoel van vrijheid. De deelnemers krijgen de gelegenheid om verduidelijkingsvragen te stellen: vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
Daarna stelt de docent de verbindingsvraag aan de deelnemers of ze kunnen vertellen over een keer dat ze zich lieten verleiden tot een compromis sluiten, of daar juist weerstand tegen hebben geboden.
+
Daarna stelt de docent de verbindingsvraag aan de deelnemers: Kun je vertellen over een keer dat je je realiseerde dat bezit – het hebben van iets – op gespannen voet stond met je gevoel van vrijheid?
 
<br>  
 
<br>  
 
<br>
 
<br>
In de vertelkring komen twee deelnemers vrijwillig aan de beurt. Het is als model en als opwarmer bedoeld, naast dat het voor de verteller een goede oefening is.
+
In de vertelkring komen twee deelnemers vrijwillig aan de beurt. Het is als model en als opwarmer bedoeld, naast dat het voor de verteller een goede oefening is.  
<br>
+
Een manier om het vertelproces bij te sturen is het inzetten van extra vragen om het onderwerp te verbreden of juist toe te spitsen. Dat kan bijvoorbeeld door te vragen: Kun je vertellen over een keer dat je merkte dat je bezit je belemmerde?
Een manier om vertelproces bij te sturen is het inzetten van extra vragen om het onderwerp te verbreden of juist toe te spitsen. Degenen die niet een keer hebben meegemaakt dat hun ze zich lieten verleiden tot een compromis, kunnen bijvoorbeeld vertellen over een keer dat ze bij iemand waren die werd verleid tot een compromisen wat er toen gebeurde.
 
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
Als de docent merkt dat deelnemers nog geen aansluiting hebben gevonden, kan hij/zij nog over een tweede ervaring vertellen waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Je kunt diverse invalshoeken benoemen bij het herinneren en zo ruimte creëren. Op deze manier maakt de docent het vertellen toegankelijk voor de deelnemers.
 
Als de docent merkt dat deelnemers nog geen aansluiting hebben gevonden, kan hij/zij nog over een tweede ervaring vertellen waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Je kunt diverse invalshoeken benoemen bij het herinneren en zo ruimte creëren. Op deze manier maakt de docent het vertellen toegankelijk voor de deelnemers.
Een voorbeeld van een andere invalshoek kan via de volgende vragen: 'Kun je vertellen over een keer dat je merkte dat je iets deed waar je eigenlijk geen zin in had? Of dat je merkte dat je iets deed waar iemand anders waar je mee was geen zin in had maar dat jullie toch deden wat jij wilde.'
 
 
<br>
 
<br>
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
 
<h5>'''Voorbereiden'''</h5>
Regel 102: Regel 48:
 
<h5>Duur: ± 5 minuten - Hele groep</h5>  
 
<h5>Duur: ± 5 minuten - Hele groep</h5>  
 
     <div class="mw-collapsible-content">
 
     <div class="mw-collapsible-content">
De docent vraagt de deelnemers om zich verschillende ervaringen te herinneren dat ze zich lieten verleiden tot een compromis sluiten. Of dat ze daar juist weerstand tegen hebben geboden.
+
De docent vraagt de deelnemers om zich verschillende ervaringen te herinneren over een keer dat dat ze merkten dat hun bezit hen belemmerde.
 
<br>
 
<br>
 
<br>
 
<br>

Versie van 31 okt 2020 15:52


naarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarDrieluik Koffer 1.1.jpeg

Vertellen

Waar je volledige bezit in een kleine koffer past


Voorbereiden

De stoelen staan in een kring en iedereen neemt plaats. Elk deelnemer kent de omgangsvormen:

  • Degene die verteld wordt niet onderbroken;
  • Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld;
  • Er wordt geen commentaar op elkaar geleverd.


Voorlezen

Duur: ± 5 minuten - Hele groep

In de kring start deze les met het voorlezen van de column Waar je volledige bezit in een kleine koffer past uit de bundel Thuis Ben Je van Arnon Grunberg. De schrijver uit zich daarin en laat zo zijn denk- en beleefwereld zien. Door het verwoorden van een eigen ervaring in aansluiting op de column wordt de relatie tussen de tekst van de schrijver en de ervaring van de verteller zichtbaar en daarmee voelbaar. Zo kunnen deelnemers een verbinding ervaren met de schrijver en de docent.

Voorbereiden

De docent ontleent uit de column de invalshoek en zoekt een eigen ervaring die hierbij aansluit. Deze eigen ervaring houd je klein (qua sfeer gemiddeld) en je kiest bewust welke details je wel en niet vertelt. De vorm die je kiest voor je eigen ervaring in combinatie met de column is het voorbeeldmodel dat als leidraad dient voor de deelnemers.


Eigen ervaring vertellen

Duur: ± 5-7 minuten - Hele groep
Instructie voor de deelnemers

De docent start en vertelt over een keer dat die zich realiseerde dat zijn/haar bezit - het hebben van iets - op gespannen voet stond met een gevoel van vrijheid. De deelnemers krijgen de gelegenheid om verduidelijkingsvragen te stellen: vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.

Daarna stelt de docent de verbindingsvraag aan de deelnemers: Kun je vertellen over een keer dat je je realiseerde dat bezit – het hebben van iets – op gespannen voet stond met je gevoel van vrijheid?

In de vertelkring komen twee deelnemers vrijwillig aan de beurt. Het is als model en als opwarmer bedoeld, naast dat het voor de verteller een goede oefening is. Een manier om het vertelproces bij te sturen is het inzetten van extra vragen om het onderwerp te verbreden of juist toe te spitsen. Dat kan bijvoorbeeld door te vragen: Kun je vertellen over een keer dat je merkte dat je bezit je belemmerde?

Als de docent merkt dat deelnemers nog geen aansluiting hebben gevonden, kan hij/zij nog over een tweede ervaring vertellen waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Je kunt diverse invalshoeken benoemen bij het herinneren en zo ruimte creëren. Op deze manier maakt de docent het vertellen toegankelijk voor de deelnemers.

Voorbereiden
  • De docent bereidt zijn eigen ervaring voor en de verbindingsvraag;
  • De docent bedenkt van tevoren een aantal invalshoeken die passen bij het thema waarmee de deelnemers verder aan de slag kunnen gaan.


Lijstje maken en kiezen

Duur: ± 5 minuten - Hele groep

De docent vraagt de deelnemers om zich verschillende ervaringen te herinneren over een keer dat dat ze merkten dat hun bezit hen belemmerde.

Het gaat om twee of drie ervaringen die ze zich helder en goed moeten herinneren. Daar maken ze een lijstje van met voor elke herinnering een woord als aanduiding. Het lijstje is privé. Ze kiezen de ervaring waarvan ze zich nog goed de details kunnen herinneren en waarbij ze zich comfortabel voelen om die te delen met de groep.

Voorbereiden
  • Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes);
  • Voor iedere deelnemer is er een zwarte pen.


Twee aan twee vertellen

Duur: ± 6 á 10 minuten - Hele groep

De deelnemers werken in teams van twee en vertellen elkaar om de beurt hun gekozen ervaring. De docent maakt teams van twee en geeft aan welke deelnemer nummer een en nummer twee is. Bij een oneven aantal deelnemers is er een groepje van drie. Daarna gaan ze aan de slag in hun team. De nummers een vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen pas aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen de andere deelnemer mag stellen – alleen als de deelnemers moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden.

Na een vooraf vastgestelde tijd (3 à 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in de handen, een belletje of iets anders) draaien de rollen om en luisteren de nummers een en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie kun je extra begeleiden en iets meer tijd geven. Om de aandacht te focussen benoemt de docent kort de volgende punten:

  • Stel vragen ter verduidelijking: Wat was nog niet helder?;
  • Vraag door over iets waar je nog meer van wilt weten;
  • Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarneming (reuk, zien, horen, voelen, proeven).


De docent kan ook aangeven dat de deelnemers minimaal twee à drie open vragen stellen.

Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent bij het binnenkomen van de les of vooraf aan deze activiteit de deelnemers bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken en dan degene die het papiertje heeft met dezelfde kleur te zoeken, samen vormen deze twee een team. Het kan ook gedaan worden door de verjaardagen na te gaan en dan opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken, etc.

Voorbereiden

Belletjes, of ander instrument dat geluid maakt.