Voorbereiden: verschil tussen versies
Regel 18: | Regel 18: | ||
<h4>'''Algemeen'''</h4> | <h4>'''Algemeen'''</h4> | ||
<div class="mw-collapsible-content"> | <div class="mw-collapsible-content"> | ||
− | # Kies een thema. Op verschillende manier kan het thema zich aandienen. Het kan zijn dat de docent het thema heeft afgeleid uit gesprekken in de klas of dat het thema naar voren is gekomen uit een eerder lesproces. | + | # Kies een thema. Op verschillende manier kan het thema zich aandienen. Het kan zijn dat de docent het thema heeft afgeleid uit gesprekken in de klas of dat het thema naar voren is gekomen uit een eerder lesproces. Ook kan de docent het thema kiezen gebaseerd op een zelf gekozen tekst of de theorie die volgens planning behandelt gaat worden. Een andere werkwijze is om het thema voort te laten komen uit een uitgezochte column. De docent gaat dan na welke thema's er uit de column naar voren kunnen komen. |
− | + | # Kies een eigen ervaring die verwantschap heeft met het thema. Als docent ga je op zoek naar gebeurtenissen in je eigen leven waarmee je een onderwerp kunt introduceren bij de deelnemers. Maak voor jezelf een lijstje. Bij de keuze uit je ervaringen houd de docent rekening met zijn/haar doelgroep en het doel. De eigen ervaring houdt je klein (qua sfeer gemiddeld) en je kiest bewust welke details je wel en niet vertelt. Bereid je eigen ervaring voor. Oefen met iemand uit je omgeving. De lessen variëren van opzet zo startende lessen 9 x Grunberg met een column van de auteur. Dan ontleent de docent uit de column de invalshoek die past bij het onderwerp van de les en zoekt een eigen ervaring die hierbij aansluit. De vorm die je kiest voor je eigen ervaring in combinatie met de column zijn dan het voorbeeld(model) dat een leidraad biedt voor de deelnemers. | |
# Kies fysieke oefeningen, waarvan één als opwarmer en de ander passend bij het thema. | # Kies fysieke oefeningen, waarvan één als opwarmer en de ander passend bij het thema. | ||
# Kies een creatieve oefening waarmee de deelnemers hun ervaring kunnen illustreren en zichzelf laten zien. | # Kies een creatieve oefening waarmee de deelnemers hun ervaring kunnen illustreren en zichzelf laten zien. | ||
Regel 44: | Regel 44: | ||
* Zorg dat je bij het delen van je eigen ervaring je alleen richt op het losmaken van de ervaringen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat je op zo’n moment kennis gaat toelichten, omdat het puur gaat om iets wat je beleefd hebt en dat je dat onbevangen vertelt. Dit is wat je ook van de deelnemers wil. Dat ze onbevangen vertellen zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van kennisniveau. | * Zorg dat je bij het delen van je eigen ervaring je alleen richt op het losmaken van de ervaringen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat je op zo’n moment kennis gaat toelichten, omdat het puur gaat om iets wat je beleefd hebt en dat je dat onbevangen vertelt. Dit is wat je ook van de deelnemers wil. Dat ze onbevangen vertellen zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van kennisniveau. | ||
* Vertel uitsluitend een werkelijk gebeurde ervaring. Formuleer de ervaring zo, als iets wat onlangs, niet langer dan drie maanden tot een jaar geleden is gebeurd. Een uitzondering kun je maken voor een thema als familie waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden. Wees je bewust over de tijd waarin je je ervaring vertelt. | * Vertel uitsluitend een werkelijk gebeurde ervaring. Formuleer de ervaring zo, als iets wat onlangs, niet langer dan drie maanden tot een jaar geleden is gebeurd. Een uitzondering kun je maken voor een thema als familie waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden. Wees je bewust over de tijd waarin je je ervaring vertelt. | ||
+ | * Vertel precies en helder. Als begeleider van de groep kun je met je eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat anderen gaan vertellen en hoe anderen gaan vertellen. Het is belangrijk direct te beginnen met vertellen zonder teveel inleiding. De docent maakt een bewuste keuze uit de verschillende details en zintuiglijke waarnemingen die zij/hij in haar/zijn vertelling opneemt, waardoor haar/zijn ervaring meer tot de verbeelding spreekt. De eigen ervaring wordt zo helder mogelijk verteld. Hierbij moet rekening gehouden worden met: opbouw, zinslengte, woordgebruik (-variatie) en ritme. | ||
+ | * Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Na één of twee verhalen in de kring ga je naar de volgende stap. Soms, vooral als deze werkvorm nog onbekend is, wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de leerlingen zich toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. | ||
</div> | </div> | ||
</div> | </div> | ||
Regel 53: | Regel 55: | ||
− | + | ||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
<br> | <br> | ||
− | + | ||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
</div> | </div> |
Versie van 19 dec 2019 19:03
Voorbereiden
het totale proces duurt ongeveer 165 minuten en kan in verschillende delen worden opgedeeld. Het kan zijn dat het in het begin langer duurt en later iets korter. De eigen ervaring verwoorden en in tekst en beeld vertalen duurt 50 minuten. Als werk niet af is kan de deelnemer het in eigen tijd afmaken. Belangrijk is om in een keer te komen tot het klad schrijven van hetgeen de deelnemers vertelt hebben. Dit kan in 30 minuten, inclusief de opmaat. Hiervoor is een strakke begeleiding gewenst.
Bij het overdragen van kennis is het belangrijk de dosering af te stemmen op de deelnemers. Betekenisvolle inhoud opknippen in delen en langzaam opbouwen. Thuis werk doen ter voorbereiding, uitzoeken en experimenteren met toepassingen, creëert ruimte in de les voor presenteren en delen. Ervaring met deze vorm van werken bij de docent en de deelnemers zorgt ervoor dat procestaken soepel verdeeld kunnen worden en zo ontstaat gedeelde verantwoordelijkheid voor het leerproces van ieder individu en van de groep als geheel. Als de deelnemers gewend zijn aan de opeenvolgende activiteiten wordt het net als schakelen in een auto steeds eenvoudiger en kan er vanzelf meer aandacht gaan naar de inhoud omdat de vorm bekend is.
Algemeen
- Kies een thema. Op verschillende manier kan het thema zich aandienen. Het kan zijn dat de docent het thema heeft afgeleid uit gesprekken in de klas of dat het thema naar voren is gekomen uit een eerder lesproces. Ook kan de docent het thema kiezen gebaseerd op een zelf gekozen tekst of de theorie die volgens planning behandelt gaat worden. Een andere werkwijze is om het thema voort te laten komen uit een uitgezochte column. De docent gaat dan na welke thema's er uit de column naar voren kunnen komen.
- Kies een eigen ervaring die verwantschap heeft met het thema. Als docent ga je op zoek naar gebeurtenissen in je eigen leven waarmee je een onderwerp kunt introduceren bij de deelnemers. Maak voor jezelf een lijstje. Bij de keuze uit je ervaringen houd de docent rekening met zijn/haar doelgroep en het doel. De eigen ervaring houdt je klein (qua sfeer gemiddeld) en je kiest bewust welke details je wel en niet vertelt. Bereid je eigen ervaring voor. Oefen met iemand uit je omgeving. De lessen variëren van opzet zo startende lessen 9 x Grunberg met een column van de auteur. Dan ontleent de docent uit de column de invalshoek die past bij het onderwerp van de les en zoekt een eigen ervaring die hierbij aansluit. De vorm die je kiest voor je eigen ervaring in combinatie met de column zijn dan het voorbeeld(model) dat een leidraad biedt voor de deelnemers.
- Kies fysieke oefeningen, waarvan één als opwarmer en de ander passend bij het thema.
- Kies een creatieve oefening waarmee de deelnemers hun ervaring kunnen illustreren en zichzelf laten zien.
- Kies of en zo ja welke opdracht de leerlingen krijgen als huiswerk ter voorbereiding. Bijvoorbeeld een tekst om te lezen, een situatie om te bezoeken en beschrijven, een of meer vragen opstellen naar aanleiding van het onderwerp. Maak een keuze uit bijvoorbeeld een tekst, roman, gedicht, essay of kort verhaal om te lezen dat in een later stadium op een natuurlijke manier kan aansluiten bij een verwerkingsvorm.
- Maak een herinneringslijst/poster (eventueel met pictogrammen) voor de afspraken die gemaakt zijn over het omgaan met elkaar.
- Kies een extra taak voor de leerlingen die klaar zin en even moeten wachten zodat ze anderen niet gaan afleiden.
- Kijk op welke manier je teams wilt vormen. Wie werkt met wie samen? De docent kan dit verschillende manieren beïnvloeden.
- Organiseer de ruimte; kunnen de leerlingen in een kring zitten? Is er ruimte om te bewegen, schrijven, clipboards of tafels?
- Alle benodigde materialen voor de dynamieken, het maken van het beeld en de opdrachten. Bij de lesplannen staan de materialen vermeldt.
Introduceren - thema met de eigen ervaring
De docent is het model voor de deelnemers.
- Houd de structuur begin-midden-eind in de gaten.
- Kies bewust uit de details die de ervaring kunnen kleuren.
- Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden je kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de luisteraars.
- Als er dialogen voorkomen in de ervaring kun je die ook vertellen.
- Kies in de beschrijving van je ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen.
- Denk aan ordening; met wie was je, wat gebeurde er, waar was je, hoe ging het, wat gebeurde er precies, hoe voelde je je, hoe reageerden anderen. Hierbij kun je ook denken aan het jezelf bevragen aan de hand van vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?)
- Vermijd samenvatten en het geven van een conclusie.
- Zorg dat je bij het delen van je eigen ervaring je alleen richt op het losmaken van de ervaringen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat je op zo’n moment kennis gaat toelichten, omdat het puur gaat om iets wat je beleefd hebt en dat je dat onbevangen vertelt. Dit is wat je ook van de deelnemers wil. Dat ze onbevangen vertellen zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van kennisniveau.
- Vertel uitsluitend een werkelijk gebeurde ervaring. Formuleer de ervaring zo, als iets wat onlangs, niet langer dan drie maanden tot een jaar geleden is gebeurd. Een uitzondering kun je maken voor een thema als familie waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden. Wees je bewust over de tijd waarin je je ervaring vertelt.
- Vertel precies en helder. Als begeleider van de groep kun je met je eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat anderen gaan vertellen en hoe anderen gaan vertellen. Het is belangrijk direct te beginnen met vertellen zonder teveel inleiding. De docent maakt een bewuste keuze uit de verschillende details en zintuiglijke waarnemingen die zij/hij in haar/zijn vertelling opneemt, waardoor haar/zijn ervaring meer tot de verbeelding spreekt. De eigen ervaring wordt zo helder mogelijk verteld. Hierbij moet rekening gehouden worden met: opbouw, zinslengte, woordgebruik (-variatie) en ritme.
- Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Na één of twee verhalen in de kring ga je naar de volgende stap. Soms, vooral als deze werkvorm nog onbekend is, wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de leerlingen zich toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen.