Tangaslip VO: verschil tussen versies

Regel 6: Regel 6:
  
 
<h3>'''Vragen stellen en ordenen'''</h3>
 
<h3>'''Vragen stellen en ordenen'''</h3>
<h4>'''Waar mensen verwachten dat je in ''tangaslip'' de deur opendoet'''</h4>
+
<h4>'''Les: Waar mensen verwachten dat je in ''tangaslip'' de deur opendoet'''</h4>
 
{{Kennis}}
 
{{Kennis}}
 
<br>
 
<br>

Versie van 27 okt 2020 10:27

naar Les TangaslipnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarDrieluik Tangaslip 1.1.jpeg

Vragen stellen en ordenen

Les: Waar mensen verwachten dat je in tangaslip de deur opendoet

De docent maakt eerst tweetallen. De docent kan bij het maken van de duo’s ervoor kiezen de niveaus te mengen. Houd er wel rekening mee dat de verschillen in gesprekniveaus overbrugbaar moeten zijn. In principe werken de deelnemers samen en is het overbruggen van lees- en begripsniveau – mits niet te uiteenlopend – een mooie oefening in sociale vaardigheden.

Kennis activeren door vragen te stellen

Duur: 10 à 15 minuten – Tweetallen en hele groep

De deelnemers moeten in hun tweetallen vragen formuleren over de tekst die ze hebben gelezen: activeringsvragen. Iedere vraag is valide. Elk duo formuleert twee vragen en schrijft ze op twee losse kaartjes. Ook sturen de deelnemers hun vragen in via hun telefoon of tablet, zodat ze op het Digibord verschijnen. Alle vragen worden verzameld in een ‘hoge hoed’, waaruit de deelnemers willekeurig een kaartje trekken. Zo krijgt iedere deelnemer een vraag terug en gaan de deelnemers in hun tweetal overleggen over de antwoorden.

De docent brengt de vragen onder in een schema en kan hier ook andere vragen aan toevoegen die hij/zij wil behandelen. In eerste instantie kiest de docent het schema, bijvoorbeeld een woordspin. Later kunnen ook de deelnemers zelf een schema kiezen in overleg met de docent.

Uit de vragen blijkt hoe de deelnemers de tekst gelezen hebben: Waar gaat hun belangstelling naar uit? Wat begrijpen ze al wel en wat is nog onduidelijk?

Het ordenen van kennis

Duur: ± 15 tot 20 minuten minuten - Tweetallen en hele groep

Nadat de deelnemers de tijd hebben gehad om de antwoorden op de gekregen vragen te formuleren, worden deze klassikaal besproken. Ieder tweetal presenteert zijn antwoorden. Uit ieder antwoord worden de aspecten gehaald die aansluiten bij de onderdelen die de docent wil behandelen. Het ordenen van de type vragen geeft de deelnemers inzicht in de verschillende aspecten die een rol kunnen spelen: zowel biografische, historische als maatschappelijke kennis, stijl, tijd en de psychologie van de personages. De docent kan er voor kiezen om ieder aspect een kleur te geven, een kleurcode.

Op deze manier wordt de gelezen tekst besproken. Daarnaast komen de onderdelen waar de docent de focus op wil leggen aan bod.

Voorbereiden
  • Deelnemers worden opgedeeld in teams;
  • Groot wit vel/ whiteboard;
  • Markers in verschillende kleuren.


Motivatie

Het is een bewuste keuze om de deelnemers zoveel mogelijk te laten oefenen met vragen stellen. Vragen stellen is onderdeel van onderzoeken. Je kunt onderzoek doen door jezelf of anderen vragen te stellen en door op zoek te gaan naar antwoorden. Kennis en ervaring zorgen voor inzicht in de thema’s waar de vragen over gaan. De deelnemers ontwikkelen zich door meer te willen weten en groeien door hun kennis te vergroten.



Tijdlijn

Duur ± 60 minuten / Individueel

De docent laat de deelnemers nadenken over wat een tijdlijn is. Hoe zet je een tijdlijn op? Wat is het doel van een tijdlijn?
In tweetallen: Naar aanleiding van de informatie die toegankelijk is gemaakt door de vragen van de docent en de deelnemers en het ordenen gaan de deelnemers aan de slag met het maken van een tijdlijn over de ontwikkeling van de roman.
De tijdlijnen worden door de teams gepresenteerd aan de groep. Dit biedt de docent de gelegenheid te checken of de informatie goed is aangekomen en eventueel aan te vullen.

Huiswerk

Naar aanleiding van de gekozen focus biedt de docent de deelnemers extra informatie (of laat dit opzoeken, werkvorm die wordt gekozen is afhankelijk van het niveau van de deelnemers). Afhankelijk van de verdiepingsfocus kan de docent een gerichte thuisopdracht geven afhankelijk van het niveau.
De deelnemers krijgen een week de tijd en maken een tijdlijn van henzelf, een jaar terugkijkend. De opdracht sturen ze in.