Bereid O: verschil tussen versies
Regel 46: | Regel 46: | ||
<br> | <br> | ||
Na de fysieke activiteit uit de ''Opmaat'' gaan de deelnemers aan de slag met opdrachten van de deelcomponenten waaruit het drieluik bestaat. | Na de fysieke activiteit uit de ''Opmaat'' gaan de deelnemers aan de slag met opdrachten van de deelcomponenten waaruit het drieluik bestaat. | ||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
− | |||
</div> | </div> |
Versie van 27 okt 2020 11:42
Opmaat
Les: Waar je bereid bent om te sterven
Ruimte en materiaal
Stoelen staan in een kring. Afhankelijk van de oefening waarmee gestart wordt, staat of zit iedereen in de kring. Buiten de kring staan eventueel tafels om later aan te gaan schrijven als dat zo uitkomt of er worden clipboards gebruikt.
Bij de eerste bijeenkomst start de docent met het uitleggen van de opbouw van de bijeenkomst(en). Maak een flip-over of een digitale versie daarvan met de tijdsplanning en activiteiten. Neem deze kort door.
Energiek spel
Pim Pam Pet
Duur: ± 5 minuten - Hele groep
Iedereen staat in de kring. De woorden ‘pim’, ‘pam’ en ‘pet’ worden uitgesproken door drie personen die rechts van elkaar staan in de kring. Nummer 1 zegt: ‘Pim’, nummer 2: ‘Pam’, etc. Elk van de drie wijst met zijn arm naar een ander in de groep, terwijl hij zijn woord zegt.
De eerste twee – de Pim en de Pam – zijn de afleiders in het spel. Deze twee richten zich tot twee anderen die dénken dat zij worden aangesproken, maar dat is dus niet het geval. Degene die het woord ‘Pet’ zegt en een ander aanwijst geeft de woorden wél echt door aan een ander in de kring. Diegene begint weer met het woord ‘Pim’ – een nieuwe reeks. Degene rechts van hem volgt dus met ‘Pam’ en daarna zijn rechterbuur met ‘Pet’.
Het effect van het spel: het houden van aandacht en ergens op focussen.
Activiteit passend bij het thema
Improvisatie spel: En dan...
Duur: ± 10 minuten - Hele groep
De docent staat in het midden en de deelnemers vertellen om de beurt welke situatie de docent moet spelen. Een deelnemer zegt bijvoorbeeld: ‘De docent is aan het surfen.’ Vervolgens beeldt de docent uit dat hij aan het surfen is. Een andere deelnemer zegt dat de docent over een golf heen surft. De docent beeldt daarna dat uit. Zo kan de docent een heel avontuur meemaken en verbeelden, zowel in woord als gebaar. De docent kan daarna aan een of twee deelnemers vragen om ook uit te beelden.
Het effect van de activiteit: kwetsbaar kunnen opstellen doordat je jezelf aan de groep toevertrouwt, de deelnemers moeten zich inleven in de ontstane situatie, verantwoordelijkheid nemen, hun fantasie gebruiken en samenwerken. Het leiderschap gaat vaak op een natuurlijke manier over van de docent op de deelnemers.
Na de fysieke activiteit uit de Opmaat gaan de deelnemers aan de slag met opdrachten van de deelcomponenten waaruit het drieluik bestaat.