EE BV3: verschil tussen versies
Regel 18: | Regel 18: | ||
<h5>'''Duur: ± 5-7 minuten/ Hele groep'''</h5> | <h5>'''Duur: ± 5-7 minuten/ Hele groep'''</h5> | ||
<h5>Instructie</h5> | <h5>Instructie</h5> | ||
− | De docent vertelt over een keer dat zij/hij op een plek was waar zij/hij zich prettig | + | De docent vertelt over een keer dat zij/hij op een plek was waar zij/hij zich prettig voelde en wat zij/hij daar deed; er kunnen vragen worden gesteld. Daarna stelt de docent de verbindingsvraag: of er deelnemers zijn die willen vertellen over een keer dat ze op een plek waren waar ze zich prettig voelden en wat ze daar deden. Om het onderwerp te verbreden kun je tussendoor vragen: Wat maakte dat je je prettig voelde op die plek? Hoe ziet de plek eruit? Er komen twee deelnemers aan de beurt. Het is bedoeld als voorbeeld en als opwarmer; het brengt de luisteraars op ideeën en het is voor de vertellers bovendien een mooie oefening. |
<br> | <br> | ||
<br> | <br> | ||
− | Als de docent merkt dat deelnemers nog geen aansluiting hebben | + | Als de docent merkt dat sommige deelnemers nog geen aansluiting hebben kan zij/hij over een tweede ervaring vertellen, waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken creëert ruimte en kan de deelnemers op ideeën brengen. Op deze manier kan de begeleider het vertellen laagdrempeliger maken voor de deelnemers. |
<br> | <br> | ||
De docent kan ook het proces van vertellen bij sturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen. | De docent kan ook het proces van vertellen bij sturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen. | ||
Regel 28: | Regel 28: | ||
(*)De deelnemers krijgen de gelegenheid – verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is. | (*)De deelnemers krijgen de gelegenheid – verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is. | ||
<h5>'''Voorbereiden'''</h5> | <h5>'''Voorbereiden'''</h5> | ||
− | * De docent bereidt zijn eigen ervaring | + | * De docent bereidt zijn eigen ervaring en de verbindingsvraag voor. |
− | * De docent bedenkt van te voren een aantal invalshoeken die passen bij het onderwerp waarmee de deelnemers | + | * De docent bedenkt van te voren een aantal invalshoeken die passen bij het onderwerp, waarmee de deelnemers vervolgens aan de slag gaan. |
<br> | <br> | ||
<h4>'''Lijstje maken en kiezen'''</h4> | <h4>'''Lijstje maken en kiezen'''</h4> | ||
− | <h5>Duur ± 5 minuten / | + | <h5>'''Duur: ± 5 minuten/ Hele groep'''</h5> |
− | <h5> | + | <h5>Instructie</h5> |
− | Alle deelnemers krijgen een | + | Alle deelnemers krijgen een papiertje om een lijstje te maken van ongeveer drie verschillende keren dat ze ergens waren waar ze zich prettig voelden. Na het maken van het lijstje kiezen ze de ervaring die ze gaan delen. |
<br> | <br> | ||
− | <br> | + | <br> |
− | Het gaat om drie | + | Het gaat om twee of drie ervaringen die ze zich goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding. Het lijstje is privé. Ze kiezen één ervaring uit die ze bereid zijn met de groep te delen en die ze zich helder voor de geest kunnen halen. |
<h5>'''Voorbereiden'''</h5> | <h5>'''Voorbereiden'''</h5> | ||
* Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes). | * Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes). | ||
Regel 43: | Regel 43: | ||
<br> | <br> | ||
<h4>'''Twee aan twee vertellen'''</h4> | <h4>'''Twee aan twee vertellen'''</h4> | ||
− | <h5>Duur ± 6 á 10 minuten / Tweetallen | + | <h5>'''Duur: ± 6 á 10 minuten/ Tweetallen'''</h5> |
− | <h5> | + | <h5>Instructie</h5> |
De deelnemers werken in teams van twee en vertellen aan elkaar een voor een de door henzelf gekozen ervaring. | De deelnemers werken in teams van twee en vertellen aan elkaar een voor een de door henzelf gekozen ervaring. | ||
De docent deelt de deelnemers in, in teams van twee, en geeft aan welke deelnemer één is en welke deelnemer twee. Bij oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan ze aan de slag in hun team. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen, alleen als de deelnemers moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden. | De docent deelt de deelnemers in, in teams van twee, en geeft aan welke deelnemer één is en welke deelnemer twee. Bij oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan ze aan de slag in hun team. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen, alleen als de deelnemers moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden. |
Versie van 18 nov 2020 11:43
Beter Verwoorden 3 Prettige plek
Eigen Ervaring
Vooraf
Duur: ± 2 minuten/ Hele groep
De deelnemers zitten in een kring. Iedereen kent de omgangsvormen: degene die aan het woord is wordt niet onderbroken. Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld. Geen commentaar op elkaar.
1. Vertellen
Vertellen Eigen Ervaring
Duur: ± 5-7 minuten/ Hele groep
Instructie
De docent vertelt over een keer dat zij/hij op een plek was waar zij/hij zich prettig voelde en wat zij/hij daar deed; er kunnen vragen worden gesteld. Daarna stelt de docent de verbindingsvraag: of er deelnemers zijn die willen vertellen over een keer dat ze op een plek waren waar ze zich prettig voelden en wat ze daar deden. Om het onderwerp te verbreden kun je tussendoor vragen: Wat maakte dat je je prettig voelde op die plek? Hoe ziet de plek eruit? Er komen twee deelnemers aan de beurt. Het is bedoeld als voorbeeld en als opwarmer; het brengt de luisteraars op ideeën en het is voor de vertellers bovendien een mooie oefening.
Als de docent merkt dat sommige deelnemers nog geen aansluiting hebben kan zij/hij over een tweede ervaring vertellen, waarbij een andere kant van het onderwerp belicht wordt. Het benoemen van diverse invalshoeken creëert ruimte en kan de deelnemers op ideeën brengen. Op deze manier kan de begeleider het vertellen laagdrempeliger maken voor de deelnemers.
De docent kan ook het proces van vertellen bij sturen door het stellen van extra vragen om het onderwerp te verbreden of toe te spitsen.
(*)De deelnemers krijgen de gelegenheid – verduidelijkingsvragen te stellen. Vragen over iets waar ze meer over willen weten of wat ze nog niet helemaal duidelijk is.
Voorbereiden
- De docent bereidt zijn eigen ervaring en de verbindingsvraag voor.
- De docent bedenkt van te voren een aantal invalshoeken die passen bij het onderwerp, waarmee de deelnemers vervolgens aan de slag gaan.
Lijstje maken en kiezen
Duur: ± 5 minuten/ Hele groep
Instructie
Alle deelnemers krijgen een papiertje om een lijstje te maken van ongeveer drie verschillende keren dat ze ergens waren waar ze zich prettig voelden. Na het maken van het lijstje kiezen ze de ervaring die ze gaan delen.
Het gaat om twee of drie ervaringen die ze zich goed herinneren. Daar maken ze een lijstje van met één woord als aanduiding. Het lijstje is privé. Ze kiezen één ervaring uit die ze bereid zijn met de groep te delen en die ze zich helder voor de geest kunnen halen.
Voorbereiden
- Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes).
- Eén zwarte pen per deelnemer.
Twee aan twee vertellen
Duur: ± 6 á 10 minuten/ Tweetallen
Instructie
De deelnemers werken in teams van twee en vertellen aan elkaar een voor een de door henzelf gekozen ervaring.
De docent deelt de deelnemers in, in teams van twee, en geeft aan welke deelnemer één is en welke deelnemer twee. Bij oneven aantal deelnemers is er één groepje van drie. Dan gaan ze aan de slag in hun team. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee. De nummers twee luisteren en stellen aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen, alleen als de deelnemers moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden.
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 á 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje etc.) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie begeleiden en iets meer tijd geven.
Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
- Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
- Vraag door over iets waar je nog meer van wilt weten.
- Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarneming (reuk, zien, horen, voelen, proeven).
- De docent kan ook aangeven dat de deelnemers minimaal twee a drie open vragen stellen.
Voorbereiden
- Belletjes, of ander instrument dat geluid maakt.
- Bord of flip-over.
- Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent bij het binnenkomen van de les of vooraf aan deze activiteit de deelnemers bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken en dan degene die het papiertje heeft met dezelfde kleur te zoeken, samen vormen deze twee een team. Het kan ook gedaan worden door de verjaardagen na te gaan en dan opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
2. Schrijven
Na het vertellen van de eigen ervaring gaan de deelnemers schrijven. Eerst schrijven ze een kladversie.
Nadat de kladversie is geschreven heeft de docent de keuze om de les te onderbreken, de verhalen van deelnemers staan nu op papier en kunnen niet meer verloren gaan. In de serie Beter Verwoorden gaan de deelnemers na het schrijven in klad verder met verdiepingsactiviteiten en keren later terug om hun tekst bij te werken en in het net te schrijven op de nette pagina voor het boekje.
Kladversie
Duur ± 5 minuten / Individueel
Instructie voor de deelnemers
Schrijf nu je verhaal op zoals je het hebt verteld aan je teamgenoot. Je gaat na of je de dingen die je extra vertelde naar aanleiding van de vragen van je gesprekspartner in je verhaal kunt opnemen. Je gaat de eerste versie van je tekst opschrijven. Als je vragen hebt, laat het even weten**.
Tekst in het net (Duur ± 2x 10 minuten)
Tussentijds voorlezen in tweetal
Duur ± 10 minuten
In de lessenserie Beter Verwoorden is gekozen om de redactie te beperken tot het voorlezen in een tweetal. In de serie 9 X Grunberg staan onder redigeren diverse redactievormen beschreven.
Twee aan twee lezen de deelnemers elkaars tekst voor. De schrijver kan zo aandachtig luisteren en ervaren of zijn tekst qua ritme, zinsbouw en inhoud klopt. De lezer oefent zijn lezen (uitspraak, verstaanbaarheid en ritme). Daarna draaien de rollen om. Zo heeft iedereen zijn tekst gehoord, een voorbereiding op het redigeren. Bij het redigeren kunnen de deelnemers in hun team overleggen. Ze kunnen ook de docent benaderen met vragen. De docent schrijft antwoorden over spelling op het bord waardoor een klassikaal woordenboek ontstaat.
Als de groep meer gevorderd is kan de docent een ‘editing bureau’ opzetten. Een groep deelnemers checkt de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsopbouw. Ze verbeteren de tekst niet maar onderstrepen de woorden waar iets mee is. Elke week rouleert deze groep zodat iedereen aan bod komt.
Instructie het net
Duur ± 10 minuten
Let op: de tekst in het net schrijven komt in deze les pas na het beeld maken! De teksten in het klad worden door de deelnemers overgenomen in het net op de speciaal daarvoor bestemde pagina uit het boekje dat iedere deelnemer heeft voor het werk in het net *. Schrijf je tekst daar waar jij vindt dat hij het beste past in je schildering van de plek waar het verhaal zich afspeelt. Neem alle suggesties voor verbeteringen mee. Dit is de laatste versie van je tekst. Als je vragen hebt, laat het even weten**.
In het net schrijven is een training voor de deelnemer in precisie; het reflecteren op de kladversie, het verbeteren van woorden en zinsopbouw, het exact weergeven en een oefening voor de fijne motoriek. Het vergt concentratie op allerlei niveaus. De verhalen van de schrijvers krijgen zo de aandacht die ze verdienen.
Na het in het net schrijven van hun tekst doen de deelnemers de bladzijde in hun boekje.
*
Het papier waarop de tekst in het net geschreven wordt kan variëren afhankelijk van de presentatievorm. Het kan een antwoordblad-drieluik zijn of zoals in de serie Beter Verwoorden een A4 pagina voor in een boekje.
**Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.
3. Beeld
Beeld
Duur ± 15 minuten / Individueel
De deelnemers maken met waterverf een aquarel van de plek waar ze over hebben geschreven. Hiervoor gebruiken ze de hele pagina. Met de zwarte ballpoint tekenen ze zichzelf in de plek. Pas daarna schrijven ze de tekst in het net op een zelf gekozen plek in de tekening.
Instructie
Schilder met waterverf de plek waar je bent in je verhaal.
Voorbereiden
- Waterverf, bekertjes en penselen.
- Ontspannen zachte muziek tijdens het schilderen.