Instructie schrijven: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Op het blaadje noteren de leerlingen de verschillende ervaringen die ze hebben gehad. <br> <section begin=instructies1/> <section end=instructies1/> <section begin...') |
|||
Regel 1: | Regel 1: | ||
Op het blaadje noteren de leerlingen de verschillende ervaringen die ze hebben gehad. | Op het blaadje noteren de leerlingen de verschillende ervaringen die ze hebben gehad. | ||
− | |||
<section begin=instructies1/> | <section begin=instructies1/> | ||
<section end=instructies1/> | <section end=instructies1/> | ||
+ | <br> | ||
<section begin=instructies2/> | <section begin=instructies2/> | ||
<section end=instructies2/> | <section end=instructies2/> |
Versie van 19 sep 2019 17:21
Op het blaadje noteren de leerlingen de verschillende ervaringen die ze hebben gehad.
Voorbeeld:
- met de fiets
- overgeven
- vinger yoga
Dit lijstje is strikt persoonlijk en is bedoeld om de leerlingen een van de herinnerde gebeurtenissen te laten kiezen om mee aan de slag te gaan.
De instructie bij het kiezen is: Kies nu een van de gebeurtenissen uit die je je hebt herinnerd, waar je je comfortabel bij voelt om die te delen en die je je nog goed herinnert. Dit is belangrijk voor de veiligheidsbeleving van de leerlingen. Zo delen de leerlingen niet de eerste de beste herinnering zonder zich bewust te zijn van of ze die wel willen delen in de groep.
Nu geeft de docent aan dat de leerlingen de ervaring omcirkelen die ze gaan delen. De docent kijkt even of iedereen een ervaring heeft gekozen en omcirkelt.
Voorbereiden
- Elke deelnemer een A6-je (zonder lijntjes).
- Eén zwarte pen per deelnemer.
2. Twee aan twee vertellen (Duur ±6 á 10 minuten)
De leerlingen werken in teams van twee en vertellen aan elkaar een voor een de door henzelf gekozen ervaring.
De docent deelt de leerlingen in, in teams van twee, en geeft aan welke leerling één is en welke leerling twee. Bij oneven aantal leerlingen is er één groepje van drie. Dan gaan ze aan de slag in hun team. De nummers één vertellen hun gekozen ervaring aan de nummers twee.
De nummers twee luisteren en stellen aan het einde vragen. Dit is van belang want het is geen gesprek maar een verbale oefening voor het schrijven. Soms geeft de docent aan hoeveel vragen, alleen als de leerlingen moeite hiermee hebben. Ook kan blijken dat het nodig is om extra aandacht te besteden aan wat voor een vragen er gesteld kunnen worden.
Na een vooraf vastgestelde tijd (3 á 5 minuten) en een afgesproken sein (klappen in handen, een belletje etc.) draaien de rollen om en luisteren de nummers één en vertellen de nummers twee. Het eventuele groepje van drie begeleiden en iets meer tijd geven.
Om de aandacht te focussen noemt de docent kort de volgende punten:
- Stel vragen ter verduidelijking; wat was nog niet helder?
- Vraag door over iets waar je nog meer van wilt weten.
- Stel minimaal één vraag over zintuiglijke waarneming (reuk, zien, horen, voelen, proeven).
De docent kan ook aangeven dat de leerlingen minimaal twee a drie open vragen stellen.
Om de leerlingen in gevarieerde tweetallen te laten werken kan de docent bij het binnenkomen van de les of vooraf aan deze activiteit de leerlingen bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken en dan degene die het papiertje heeft met dezelfde kleur te zoeken, samen vormen deze twee een team. Het kan ook gedaan worden door de verjaardagen na te gaan en dan opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
3. Text in het klad schrijven (Duur ± 5 minuten)
De leerlingen schrijven hun verhaal zoals ze het hebben verteld. De docent geeft aan dat de leerlingen nagaan of ze de zaken die ze extra hebben verteld naar aanleiding van de vragen van hun gesprekspartner in hun verhaal kunnen opnemen. Nu hebben ze een eerste versie van hun tekst.
Voorbereiden
- Iedere deelnemer krijgt een A5’je (zonder lijntjes).
Tot hier aan toe is het belangrijk de opeenvolgende activiteiten zonder onderbreking te volbrengen. Nu zijn de teksten van alle leerlingen in het klad geschreven. De docent kan vanaf nu de activiteiten indelen naar gelang de mogelijkheden in de planning.
Door met Stap 2-1 Kenniskant-Vragen.
4. Tussentijds voorlezen en redigeren in teams (Duur ± 10 minuten)
Twee aan twee lezen de deelnemers elkaars tekst voor. De schrijver kan zo aandachtig luisteren en ervaren of zijn tekst qua ritme, zinsbouw en inhoud klopt. De lezer oefent zijn lezen (uitspraak, verstaanbaarheid en ritme).
Daarna draaien de rollen om. Zo heeft iedereen zijn tekst gehoord, een voorbereiding op het redigeren.
Nu krijgt iedere schrijver de kans om aanpassingen te doen in haar/zijn tekst. Vervolgens wisselen ze hun teksten weer uit. Nu lezen ze ieder de tekst van hun teamgenoot en onderstrepen de woorden of zinsstructuren waar ze vragen over hebben. Daarna gaan de deelnemers in hun team kijken naar de vragen die er zijn. Ze kijken of ze samen tot oplossingen kunnen komen met behulp van woordenboeken en grammaticaregels.
Ze kunnen ook de docent benaderen met vragen. De docent schrijft antwoorden over spelling op het bord waardoor een klassikaal woordenboek ontstaat.
Als de groep meer gevorderd is kun je een ‘editing bureau’ opzetten. Een groep deelnemers checkt de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsbouw. Ze verbeteren de tekst niet, maar onderstrepen de woorden waar iets mee is. Elke week rouleert deze groep zodat iedereen aan bod komt.
De docent kan ook kiezen voor een klassikale behandeling van een tekst.
5. Text in het net schrijven (Duur ± 5 minuten)
De teksten in het klad worden door de deelnemers overgenomen in het net op het speciaal daarvoor bestemde drieluik antwoordblad dat iedere deelnemer heeft voor het werk in het net.
Voorbereiden
- Papier (Voorbereid naar uiteindelijke presentatie vorm.)
- Drieluik antwoordblad middendeel.
Via de onderstaande iconen kunt u naar de lessen uit de voorbeeldserie Negen x Grunberg
Via de onderstaande iconen kunt u naar de lessen uit de voorbeeldserie Negen x Grunberg uit de module Lees