Tangaslip V: verschil tussen versies
Regel 8: | Regel 8: | ||
<h4>'''Les - Waar mensen verwachten dat je in ''tangaslip'' de deur opendoet'''</h4> | <h4>'''Les - Waar mensen verwachten dat je in ''tangaslip'' de deur opendoet'''</h4> | ||
<h5>Duur ± minimaal 165 minuten ≈ 3 lesuren</h5> | <h5>Duur ± minimaal 165 minuten ≈ 3 lesuren</h5> | ||
− | |||
− | |||
<br> | <br> | ||
<h5>'''In deze bijeenkomst wordt gewerkt met:'''</h5> | <h5>'''In deze bijeenkomst wordt gewerkt met:'''</h5> |
Versie van 15 jul 2020 22:52
Voorbereiden
Les - Waar mensen verwachten dat je in tangaslip de deur opendoet
Duur ± minimaal 165 minuten ≈ 3 lesuren
In deze bijeenkomst wordt gewerkt met:
1. Start column
Column gelezen door Arnon Grunberg: Waar je bereid bent te sterven
Waar mensen verwachten dat je in tangaslip de deur opendoet, pagina 207, Arnon Grunberg, Thuis ben je (2017), de Correspondent, Amsterdam
2. Keuze van het onderwerp voor de eigen ervaring
Een keer dat je een avontuur aanging en het mislukte of juist lukte.
3. Eigen ervaring en verbindingsvraag
Checklist voor de docent bij het vertellen over de eigen ervaring
De ervaring van de docent dient als voorbeeld voor de deelnemers. U kunt met uw eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat en hoe anderen gaan vertellen. Let daarom op de volgende aspecten bij het vertellen over die ervaring:
- Begin direct te vertellen, zonder te veel inleiding;
- Vertel precies en helder;
- Zorg voor variatie in zinslengte en woordgebruik;
- Houd de begin-midden-eindstructuur in de gaten;
- Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden u kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de deelnemers;
- Als er dialogen voorkomen in de ervaring kunt u die ook in uw vertelling opnemen;
- Neem details in uw vertelling op, waardoor uw ervaring meer tot de verbeelding spreekt;
- Neem in de beschrijving van uw ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen op;
- Wees zo volledig mogelijk. Vertel bijvoorbeeld met wie en waar u was, wat er precies gebeurde, hoe dat ging, hoe u zich voelde en hoe anderen reageerden;
- Stel uzelf vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?;
- Vertel uitsluitend over een werkelijk gebeurde ervaring. Plaats de ervaring niet langer terug dan drie maanden tot een jaar. Een uitzondering kunt u maken voor een thema als familie, waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden;
- Houd in de gaten hoelang u bezig bent met vertellen;
- Vermijd het samenvatten van het verhaal en geef geen conclusie;
- Oefen het vertellen van de eigen ervaring en het stellen van de verbindingsvraag met bijvoorbeeld een collega of vriend. Zie bij Instrumenten: Vragen stellen - verbindingsvraag;
- Zorg ervoor dat u zich bij het delen van uw eigen ervaring alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat u op zo’n moment kennis overdraagt, omdat het puur gaat om iets wat u heeft beleefd en waarover u onbevangen vertelt. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen vertellen, zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om de gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van hun kennisniveau;
- Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de deelnemers zich uiteindelijk toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de veiligheid die zo worden ervaren;
- Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Ga na één of twee verhalen in de kring met de volgende stap.
4. Lees keuze
Arnon Grunberg, Onze Oom (2008) Uitgeverij Lebowski, Amsterdam
5. Theorie
In deze les is gekozen voor de tekstsoort E-mail of App. De docent gebruikt hiervoor de informatie uit de eigen lesmethode.
6. Antwoordblad
7. Ter herinnering
- Kies een creatieve oefening uit waarmee de deelnemers hun ervaringen kunnen illustreren en zichzelf kunnen uiten.
- Krijgen de leerlingen wel of geen huiswerk ter voorbereiding? Zo ja, bedenk welke opdracht de leerlingen mee naar huis krijgen. Dat kan onder meer een situatie zijn om op te zoeken en te beschrijven, vragen opstellen naar aanleiding van het onderwerp of een tekst lezen. Maak bijvoorbeeld een keuze uit een tekst, roman, gedicht, essay of kort verhaal om te lezen dat in een later stadium op een natuurlijke manier kan aansluiten bij een verwerkingsvorm.
- Maak een herinneringslijst/poster (eventueel met pictogrammen) voor de afspraken die gemaakt zijn over hoe er wordt omgegaan met elkaar.
- Bedenk een extra taak voor de leerlingen die klaar zijn en even moeten wachten, zodat ze anderen niet gaan afleiden.
- Bekijk op welke manier je teams wilt vormen. Wie werkt met wie samen? De docent kan dit op verschillende manieren beïnvloeden.
- Houd rekening met de ruimte: Kunnen de leerlingen in een kring zitten? Is er ruimte om te bewegen en te schrijven? Zijn er clipboards of tafels?
- Verzamel alle benodigde materialen voor de oefeningen, het maken van het beeld en de opdrachten. Bij de lesplannen staan de materialen vermeld.