Organisatie

naarnaarnaarnaarnaarnaarnaarMakenDelennaarbiedt veiligheid en basis voor ontwikkelen...in je gereedschapskist ...is relevant ...is uitwisselen, herkennen en inleven ...zeg ik wat ik bedoel?naarnaarnaarWIKI DOEN 2k.jpeg

Organisatie in een groep


De methodologie Laat Je Zien biedt een heldere structuur voor lessen waarin mensen van elkaar kunnen leren.

De structuur ondersteunt:

  • het aanspreken van alle leerstijlenNatuurlijk bestaan er verschillende omschrijvingen van leerstijlen. Vermunt omschrijft leerstijl als 'een samenhangend geheel van leerstrategieën, leermodellen en leeroriëntatie, dat kenmerkend is voor een lerende in een bepaalde periode’.;
  • het stroomlijnen van de groepsinteractie, positieve balans tussen aandacht voor leren en het groepsproces;
  • een nadruk op samenwerken tussen deelnemers onderling en tussen de docent en de deelnemers;
  • een leerproces waarbij de docent eindverantwoordelijkheid houdt maar de deelnemers laat groeien in het nemen van verantwoordelijkheid;
  • zelfstandigheid bij de deelnemers;
  • duidelijke werkvormen met afwisseling van tempo en afstemming van niveau.


Uit het onderzoek van Jacob KouninEen voorbeeld van een eenvoudige presentatie over technieken van klassenmanagement volgens Kounin. Een ander bruikbare verdieping over klassenmanagement (BPIS) is de site van Cassie Dutton. Beide zijn in het Engels(1970) naar klassenmanagement zijn vijf aspecten naar voren gekomen waarmee de docent de effectiviteit van de bijeenkomsten kan verbeteren. De opbouw en werkwijze van Laat Je Zien ondersteunt de docent bij het implementeren van deze vijf aspecten:

1. De docent heeft bewuste aandacht in het moment.

De docent is alert en kan zo de verslappende aandacht van deelnemers opvangen. Door goed op te letten doorziet hij de bron van onrust en speelt daarop in voordat het de sfeer in de groep kan bepalen. Het doel is dus om dit soort situaties voor te zijn.

2. Tweesporenbeleid van Kounin.

De docent er is in staat om diverse taken kort op elkaar uit te voeren. Een voorbeeld van tweesporenbeleid is dat de docent zowel actief lesgeeft en tegelijkertijd ook het groepsproces ondersteunt. Dit betekent dat de docent kennis overdraagt, maar ook in de gaten houdt of de kennis op de beoogde manier aankomt bij de deelnemers. De docent evalueert steeds of dit goed gaat en stuurt de deelnemers bij als dat nodig is.

3. De continuïteit en het ritme van de les.

Deze twee instrumenten kunnen worden voorbereid voor de les en helpen de docent de les te sturen. Dit is in de werkstructuur van een les terug te zien in de afwisseling en het tempo van de opdrachten. De docent kan bijvoorbeeld een fysieke oefening inzetten om de energie van de groep op peil te brengen, onder het credo: ontspanning voor inspanning.

4. Delegeren van verantwoordelijkheden.

De docent kan zijn doeltreffendheid vergroten door de deelnemers verantwoordelijkheden te geven die aansluiten bij hun ontwikkelingsniveau.
Een klein voorbeeld is dat de docent een deelnemer uitnodigt om de woordspin mee te schrijven op het bord.
Een ander voorbeeld is dat de docent de tweede bijeenkomst aan de deelnemers vraagt: 'Wie kunnen de volgende keer samen de energieke oefening leiden?'
Een groter voorbeeld is dat docent aan de deelnemers vraagt: 'Wie kan er een eigen ervaring voorbereiden om de volgende keer mee te starten?' Vanzelfsprekend neemt de docent de tijd om deze activiteiten met de deelnemer(s) voor te bereiden.

5. Zorgen voor voldoende uitdaging en afwisseling.

De activiteiten mogen noch te makkelijk noch te moeilijk zijn, omdat in beide gevallen deelnemers hun aandacht verliezen en daardoor minder goed kunnen werken. De opdrachten die de docent geeft zijn afhankelijk van de gestelde ontwikkel-doelen, de voorkennis van de deelnemers en de tijd die nodig is om kennis te verwerven en te delen. Daarnaast zorgt de docent voor extra opdrachten voor deelnemers die sneller werken.


Tot slot zorgt de docent ervoor dat de lesruimte zo effectief mogelijk is ingericht, zodat het rust uitstraalt, de loopwegen logisch en makkelijk begaanbaar zijn, de materialen geordend worden aangeboden, de docent goed te vinden is en er een duidelijke organisatie van activiteiten is. Afhankelijk van de setting en de deelnemer(s) kunnen pictogrammenEffect van het gebruik van pictogrammen is ondersteuning bij plannen en organiseren in visuele vorm zodat er minder tijd nodig is voor herhaaldelijk uitleggen en deelnemers snel overzicht kunnen krijgen. Een hulpmiddel in communicatie. de ordening in de lesruimte ondersteunen. Deze kunnen ook samen met de deelnemer(s) gemaakt worden.

Organisatie in een groep


De methodologie Laat Je Zien biedt een heldere structuur waarin plaats is voor wisselende inhoud op maat van iedere deelnemer en passend bij de leerdoelen uit de methode waar de docent mee werkt. Het belang van een heldere structuur, goede afspraken en een heldere consequente evenwichtige houding van de docent draagt daaraan bij.

Dat blijkt ook uit onderzoek dat vanaf 1970 door Jacob Kounin is gedaan naar het functioneren en organiseren van een groep en de bijdrage daarvan aan het leerproces van deelnemers. Op basis van zijn onderzoek komt Kounin tot vijf aspecten waar een docent aandacht aan kan besteden om zijn lessen en het lesgeven effectiever te laten zijn voor de deelnemers.

Door aandacht te geven aan deze vijf aspecten kan de docent de effectiviteit van haar/zijn lesgeven verbeteren en storingen in de les vermijden:

  1. De docent is aanwezig in het moment. De docent is alert aanwezig en kan zo verloren aandacht van deelnemers opvangen en ziet waar de bron is van onrust en speelt daar op in voordat deze onrust de sfeer in de groep bepaald en het leren onderbreekt. Het doel is om situaties voor te zijn.
  2. Het kunnen uitvoeren van diverse taken kort op elkaar. Of zoals Kounin het noemt een twee sporen beleid. De docent is actief bij overdracht van kennis en het reguleren van het groepsproces. Onderwijl dat de docent kennis overdraagt houdt zij/hij ook in de gaten of de kennis op de bedoelde wijze aankomt bij de deelnemers. De docent maakt telkens een evaluatie van de aansluiting van de deelnemers en stuurt hierop bij.
  3. De continuïteit en het ritme van de les zijn twee instrumenten waarmee de docent haar/zijn les kan besturen. Dit is voor te bereiden. In de werkstructuur van Laat Je Zien speelt de afwisseling van opdrachten hier op in. Ook kan de docent altijd een fysieke oefening inzetten om de energie van de groep in overeenstemming te brengen met de aandacht die nodig is. Ontspanning voor inspanning.
  4. Delegeren van verantwoordelijkheden. De docent kan zijn doeltreffendheid vergroten door de deelnemers verantwoordelijkheden te geven die aansluiten bij hun gedrag en leerniveau. De docent houdt haar/zijn deelnemers bij de les door verrassend te zijn met vragen en tempo.
  5. Zorgen voor voldoende uitdaging en afwisseling. De activiteiten mogen zijn noch te makkelijk noch te moeilijk zijn omdat in beide gevallen deelnemers hun aandacht verliezen en minder goed kunnen werken. De opdrachten die de docent geeft zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de gestelde leerdoelen, de kennis die al bij de deelnemers aanwezig is en de tijd die nodig is om kennis te delen en nieuwe kennis te verwerven. Daarnaast zorgt de docent voor extra opdrachten voor deelnemers die eerdere taken sneller af hebben.


Tot slot zorgt de docent ervoor dat het lesruimte effectief is ingericht: het straalt rust uit, loopwegen moeten logisch en makkelijk begaanbaar zijn, materialen worden geordend aangeboden, er is een duidelijke organisatie van activiteiten, de docent is goed vindbaar en er is voldoende uitdaging zijn voor de leerlingen. Afhankelijk van de setting en de deelnemers is het raadzaam gebruik te maken van pictogrammen die als dat mogelijk is samen met de deelnemers gemaakt kunnen worden.