Verdiepen GK

Versie door Marianne (overleg | bijdragen) op 3 dec 2019 om 20:28 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{kopweg}} {{Drieluik Intieme Vrienden}} <h3>Onderzoeken en Verdiepen</h3> <br> In de les Intieme Vrienden is de keuze gemaakt om naast de roman ''de Asielzoeker''...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)


naarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarnaarDrieluik Intieme vrienden 1.1.jpeg

Onderzoeken en Verdiepen


In de les Intieme Vrienden is de keuze gemaakt om naast de roman de Asielzoeker aandacht te besteden aan de fabel. De opdracht die hier staat kan de docent natuurlijk ook op een andere manier vormgeven. Het is belangrijk dat de deelnemers de gelegenheid krijgen om na te denken over de fabel en het ontstaan van deze stijlvorm.

De fabel (Duur ± 30 minuten)

Iedere deelnemer leest zijn eigen fabel en kan middels kleuren in de tekst aangeven in welke mate de fabel voldoet aan de kenmerken uit het overzicht. Hoe zit het met de fabel die ik uit koos? Dit doen de deelnemers eerst even voor zichzelf daarna gaan ze in een tweetal bespreken wat hun is opgevallen. Zijn er verschillen, overeenkomsten? Dit schrijven de deelnemers puntsgewijs op.

Voorbereiden
  • De deelnemers hebben een zelf gekozen fabel bij zich
  • De docent brengt een fabel mee waarin een dier dat een rol heeft in de roman de Asielzoeker een rol speelt.
  • De docent bereidt voor een overzicht van kenmerken waaraan een fabel moet voldoen om een fabel te mogen heten.
  • Kaartjes om zinnen op te schrijven. Of in digitale vorm.
  • Kleurpotloden of stiften
  • De docent neemt een besluit over de indeling van de linkerzijde van het drieluik-antwoordblad. Waar gaan de deelnemers hun informatie neerzetten.


Afsluiten

Aan het einde van de opdrachten is het raadzaam om met de deelnemers tussendoor een korte fysieke oefening te doen, het intermezzo. Suggesties hiervoor staan bij Fysieke activiteit.


De deelnemers krijgen een week de tijd en maken een toneelscène. De opdracht sturen ze in. Opdracht 3 (60 minuten): Herschrijf je eigen ervaring tot een toneelscène (± 30 minuten). Denk aan een begin, een midden (de handeling) en een einde. Welke personen heb je in je gebeurtenis? Welke interactie vindt er plaats? En tussen welke personen? Wat voor een gesprekken heb je nodig om de gebeurtenis over te brengen? De deelnemers werken in groepjes. Ze kiezen een van de toneelscènes uit om uit te werken als sketch (±15 minuten). Presenteren van de sketches (±15 minuten). In tweetallen: Naar aanleiding van de informatie die toegankelijk is gemaakt door de vragen van de docent en de deelnemers en het ordenen gaan de deelnemers aan de slag met het maken van een toneelscène gebaseerd op een van hun verhalen.