EE
Drieluik - Eigen Ervaring, Kennis en Actie
In het drieluik gaat het op de eerste plaats om de persoonlijke ontwikkeling van iedere deelnemer. Deze wordt gestimuleerd door de centrale rol die de eigen ervaring speelt. Door de eigen ervaringen als basis te nemen krijgt het verleden een rol. Zo weten de deelnemers bewust hoe ze ergens instonden en nadat ze nieuwe ervaringen opdoen kunnen ze zich bewust worden van verandering en groei bij zichzelf.
Doordat er veel aandacht wordt besteed aan het stellen van vragen aan jezelf en anderen, wordt dit een tweede natuur. Door vragen te stellen blijf je nieuwsgierig, kijk je om je heen en ga je opzoek. Ook laat het vragen stellen je de waarde ervaren van luisteren naar anderen en naar jezelf. Vragen scherpen op een natuurlijke manier het functioneren van de deelnemers aan en houden hun nieuwsgierigheid wakker. De deelnemers zoeken uit wat ze tegenkomen en waar ze zich van afvragen hoe het precies zit.
Elke deelnemer krijgt de kans om te experimenteren met communicatie en te ervaren hoe de anderen uit de groep daarop reageren. Deze uitwisseling geeft iedere deelnemer instrumenten en vaardigheden om te gebruiken in het dagelijks leven. Al doende ontwikkelt iedere deelnemer zich individueel, maar ook de groep als geheel ontwikkelt zich.
Het experimenteren vindt plaats zonder oordeel en beoordeling; veiligheid en nieuwsgierigheid staan voorop. Dit zorgt voor een natuurlijke uitwisseling van ervaringen, kennis en informatie en wordt bereikt door:
- de eigen ervaring een centrale rol te geven,
- het stellen van vragen als tweede natuur te ontwikkelen,
- de interactie met de groep, en
- het toepassen in de praktijk en de terugkoppeling in de groep.
Zorg dat u uw deelnemers steeds flexibel faciliteert als ze nieuwe interesses, kennis en vaardigheden opdoen. U bewaakt de ondergrens van de ontwikkeling en zorgt ervoor dat alle deelnemers minimaal een bepaald kennisniveau bereiken tijdens de activiteiten bij Kennis en Actie. Dat kan op veel manieren. De kunst is om de aanwezige talenten de kans te geven en zo uiteindelijk tot de ontwikkeling van vaardigheden te komen die passen bij of verder gaan dan het vastgestelde niveau.
Eigen Ervaring
Het vertellen van een eigen verhaal speelt een belangrijke rol bij leren en reflectie. Door het eigen verhaal te koppelen aan ervaringen van anderen en kennis uit de wereld kunnen deelnemers zich bewuster worden van wat er voor hen een rol speelt en hoe ze zich kunnen voorbereiden op mogelijke gebeurtenissen in de toekomst. Dit is een impliciet proces.
Een voorbeeld van dit proces
Een deelnemer vertelt over een reis met een bus. Tijdens die reis zit er een vertegenwoordiger van een politieke partij naast hem. Er ontstaat een gesprek. De deelnemers is verbaasd als hij merkt dat de andere persoon het raampje open doet en vuilnis naar buiten gooit. Hij had niet verwacht dat een vertegenwoordiger van die politieke partij zoiets zou doen. Het gaat in tegen waar de partij voor staat. De deelnemer zei er op dat moment niets van. Door de vragen die de andere deelnemers hem stellen begrijpt de deelnemer dat hij teleurgesteld is, hij geeft aan dat hij even zijn eigen gedrag ging bevragen. Hij leeft milieu bewust en betrapte zichzelf erop dat hij zich afvroeg of zijn gedrag wel zin heeft. Door uit te wisselen met de andere deelnemers geeft de deelnemer aan veel van het milieu te houden en zijn 'groene' gedrag niet te willen veranderen. Misschien wil ik wel iets zeggen een volgende keer, zegt de deelnemer.
U opent het uitwisselen met de deelnemers met uw voorbereide eigen ervaring. Hoe u dit doet kunt u vinden bij Instrumenten - Vertellen. Met de eigen ervaring kan de docent de aansluiting bij het thema toegankelijk maken en het proces richting geven. Vervolgens nodigt u met een vraag de deelnemers uit om ook een eigen ervaring te delen. De deelnemers vertellen allemaal maar niet allemaal in de groep, aansluitend gaat het vertellen door in tweetallen.
Naast het vertellen leren deelnemers luisteren en constructief te reageren op elkaar. Nadat de verteller is uitgesproken geven de luisteraars aandacht en feedback zonder te oordelen doordat zij verdiepende vragen stellen die gericht zijn op details en nieuwe informatie. Het gaat er niet om de verteller te beoordelen. Datgene wat verteld wordt, is altijd waar.
Door de reacties en vragen van de luisteraar kan de verteller bij het opschrijven zijn verhaal net wat anders vertellen. Hij heeft iets geleerd! Zo kan een verhaal veranderen naar een door de verteller gewenste vorm. Details worden toegevoegd of weggelaten. Andere woorden worden gekozen. Dit geeft de verteller controle over de situatie. Dankzij dit gevoel van macht over het vertelde, kan de verteller tijdens het delen van zijn verhaal met anderen zijn eigen ervaring op een nieuwe manier beleven.
Luisteren naar de ervaring van anderen brengt bij de deelnemers een associatieve gedachtestroom op gang. Het maakt herinneringen toegankelijk of plaatst ze in een nieuw daglicht. Helderheid en waardering bij de deelnemers over hun geschiedenis groeit en biedt een uitgangsbasis voor verdere persoonlijke groei.
De deelnemers ervaren tijdens het uitwisselen op een natuurlijke manier wederzijds respect. Ze raken bekender met elkaar. Zo ontstaat er een gevoel van veiligheid en vertrouwen. Dit is goed voor de ervaring van acceptatie en de sociale cohesie in de groep. De openheid die ontstaat zorgt er mede voor dat deelnemers van elkaar leren. Al deze ingrediënten dragen op hun beurt positief bij aan de persoonlijke groei van iedere deelnemer.
Kennis
Nadat alle deelnemers een eigen ervaring hebben gedeeld en opgeschreven maakt u een koppeling naar kennis die samenhangt met het thema.
De kennis in kaart brengen en de deelnemers attent maken op nieuwe kennis is het doel. De docent inventariseert samen met de deelnemers welke kennis er al in huis is omtrent het thema. Vervolgens wordt er gekeken welke kennis extra nodig is voor het niveau en de ontwikkeling van de deelnemers op dat moment. De docent kan hierbij opdrachten van bestaande methodes invoegen. Op deze manier is er altijd gelegenheid om aansluiting te maken met een bestaande module waarmee gewerkt wordt. Als dit niet speelt kunt u materiaal uitkiezen dat de kennis aanreikt voor de deelnemers maar u kan ook onderzoeksopdrachten geven of andere activiteiten bedenken om de deelnemers de ontbrekende kennis te laten onderzoeken en verwerven.
Tijdens dit deel van het leerproces deelt u zoveel mogelijk verantwoordelijkheid met de deelnemers. Telkens als u de gelegenheid heeft een deelnemer meer verantwoordelijkheid over te dragen doet u dat. Stap voor stap ontwikkelen de deelnemers zich en kunnen meer en meer de eigen regie voeren over hun eigen leerproces.
Actie
Op basis van de eigen ervaring en alle inmiddels verworven kennis kunt u de deelnemers nu activiteiten en opdrachten laten doen waarmee ze een verbinding maken met de praktijk die met het besproken thema samenhangt.
Voorbeeld - Gedichten schrijven
De docent las een gedicht voor over de natuur. Daarna vertelde ze over een keer dat ze buiten was en dat de plek, het licht en de geur haar als het ware omarmden. Ze voelde zich opgenomen door de natuur. Ze had een lange wandeling achter de rug en was gaan zitten op een stukje gras onder een boom. Ze ging op haar rug liggen en keek door de bladeren naar de helder blauwe lucht. Het was stil om haar heen. De kleuren waren zo helder. Het rook heerlijk naar tijm en rozemarijn. Ineens kwam er een wolk langs de zon en voelde ze de kou langs haar huid glijden. Later, nadat alle deelnemers een verhaal hadden geschreven over hun eigen ervaring, gaf de docent uitleg over het schrijven van een 'elfje'. Met een gekozen woord uit hun eigen ervaring schreven alle deelnemers een 'elfje' begeleidt door de docent. Vervolgens schreven de deelnemers nog twee 'elfjes' met nieuw gekozen woorden uit de geschreven tekst. Nu begeleiden ze elkaar, om en om. Daarna ging de hele groep naar buiten naar een plek in de natuur. Alle deelnemers kregen een blaadje met een klein gat erin. Ze kregen de opdracht om door het gaatje in het blad op zoek te gaan naar een detail in hun omgeving dat ze deed denken aan iets waarover ze eerder hadden verteld. Dit gingen de deelnemers tekenen. Later, terug in de klas liet de docent aan de hand van de eerder voorgelezen poëzie zien wat een rijmschema is. De deelnemers gaan nu onder leiding van de docent een gedicht schrijven met natuurbeleving als leidraad. De docent gaf regel voor regel instructies, gebaseerd op het rijschema van een rondeel. Aan het einde heeft iedere deelnemer een gedicht. Als illustratie bij het gedicht maken de deelnemers een beeld. Dit kan vrij zijn maar ook begeleidt. Door in te zoomen op een detail of een deel van de eerste tekening dat de deelnemer vindt passen bij zijn poëzie. Dit detail of deel nu uitvergroot is het beeld bij het gedicht. Aan het einde volgt een presentatie. Een verdiepende opdracht kan zijn:
- Zoek een gedicht over de natuur dat je aanspreekt en breng het mee naar school. Dit gedicht gaan de deelnemers in teams bekijken aan de hand van vragen die de docent heeft opgesteld.
- Hoe wil je je gedicht ergens presenteren? Wat heb je daarvoor nodig?
- Waar kom je dichterlijke vormen tegen in het dagelijkse leven?
Wat is er nodig om met het besproken thema in de praktijk aan de slag te gaan? Hoe kun je gebaseerd op een bepaalde ervaring en kennis een bijdrage leveren in de praktijk – in je eigen leven en dat van anderen? Wat betekent de kennis voor je in relatie tot je eigen ervaring? Dat soort vragen leren de deelnemers onderzoeken.
Dankzij het begrip en inzicht dat ze zo ontwikkelen kunnen de deelnemers meer bewustheid gaan ervaren over henzelf en de rol die ze kunnen en willen spelen in de samenleving. Wat spreekt me aan? Welke keuzes heb ik op een bepaald moment? Wat kan ik eraan doen om andere opties tot mijn beschikking te krijgen? Wat begrijp ik tot nu toe van een thema of onderwerp? Waar wil ik meer van leren? Wie kan me daarbij helpen? Welke kennis heb ik nog nodig?